3.4 grammatica ww, lw, znw , bnw , voorzetsel

Blok 3 les 3.4

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Blok 3 les 3.4

Slide 1 - Slide

lidwoorden (lv)
In het Nederlands kennen we drie lidwoorden
de, het , een
Ze staan voor een zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Slide

zelfstandig naamwoord
(znw)
een zelfstandig naamwoord (znw) gebruik je voor mensen , dingen en dingen. 
je kunt er een lidwoord voor zetten.

Slide 3 - Slide

namen zijn ook zelfstandig naamwoorden
  • je  noemt ze eigennamen
  • er staan geen  lidwoorden voor
  • ze komen niet in meervoudsvorm of verkleinwoord voor
  • voorbeeld: Isabel, Emmen.....

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

bijvoeglijk naamwoord (bnw)
Je kunt kenmerken  of eigenschappen toevoegen aan zelfstandig naamwoorden.

De  leuke jongen.
Het mooie meisje.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

voorzetsel
# Voorzetsels staan in zinsdelen waarbij je een vraag kunt stellen als waarin, waaronder, waarmee of waardoor. 
# Voorbeelden van voorzetsels zijn van, na, met, tegen, achter, in, naast, langs.
# Een  voorzetsel staat nooit los in een zin; het is altijd een onderdeel van een zinsdeel.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide