Paragraaf 1.2 - Inkomsten en uitgaven

1. Jouw financiën
1.2 Inkomsten en uitgaven
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1. Jouw financiën
1.2 Inkomsten en uitgaven

Slide 1 - Slide

Je leert in deze paragraaf:
  • Hoe je verschillende uitgaven kunt onderscheiden
  • Hoe je verschillende soorten inkomsten kunt onderscheiden.
  • Hoe je een begroting kunt opstellen.
  • Hoe je een begroting sluitend kunt maken. 

Slide 2 - Slide

Soorten uitgaven
Tekst
Incidentele uitgaven

Slide 3 - Slide

1.2 Inkomsten en uitgaven
Uitgaven
Er zijn 3 soorten uitgaven:
  • Huishoudelijke uitgaven: dagelijkse uitgaven en persoonlijke verzorging.
  • Vaste lasten: komen met enige regelmaat terug.
  • Incidentele uitgaven: onverwachte of grote uitgaven waarvoor je best reserveert.
      
      

Slide 4 - Slide

Verdeel de onderstaande
uitgaven in 3 logische groepen.
  • Schrijf de uitgaven over op post-its
  • Werk in tweetallen
Huur
Citytrip
Drank
Reparatie auto
Hondenbrokken
Abonement Netflix
Wasproduct
Gas, water en elektriciteit
Nieuwe telefoon
Verjaardagscadeau
Schoonmaakmiddel
Zorgverzekering
Tandpasta en shampoo
Hypotheek
Tandarts
timer
3:00

Slide 5 - Slide

Verdeel de onderstaande
uitgaven in 3 logische groepen.
  • Vergelijk jullie oplossing met die van een ander tweetal.
  • Probeer tot één eindresultaat te komen.
Huur
Citytrip
Drank
Reparatie auto
Hondenbrokken
Abonement Netflix
Wasproduct
Gas, water en elektriciteit
Nieuwe telefoon
Verjaardagscadeau
Schoonmaakmiddel
Zorgverzekering
Tandpasta en shampoo
Hypotheek
Tandarts
timer
3:00

Slide 6 - Slide

Verdeel de onderstaande 
uitgaven in 3 logische groepen.
  • Juiste oplossing, maar waarom?
Huur
Drank
Citytrip
Abonnement Netflix
Hondenbrokken
Reparatie auto
Gas, water en elektriciteit
Wasproduct
Nieuwe telefoon
Zorgverzekering
Schoonmaakmiddel
Verjaardagscadeau
Hypotheek
Tandpasta en shampoo
Tandarts
timer
1:00

Slide 7 - Slide

Juiste oplossing maar waarom?

Slide 8 - Open question

Een broodje kopen in de kantine
A
huishoudelijke uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last

Slide 9 - Quiz

Reparatie van een computer?
A
huishoudelijke uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last

Slide 10 - Quiz

Aankoop van shampoo?
A
huishoudelijke uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last

Slide 11 - Quiz

Abonnement van je telefoon
A
huishoudelijke uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last

Slide 12 - Quiz

Aankoop van een wasmachine?
A
huishoudelijke uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last

Slide 13 - Quiz

1.2 Inkomsten en uitgaven
Inkomsten
Primair inkomen (inkomens met tegenprestatie)
  • Inkomsten uit arbeid
  • Inkomsten uit bezit

Secundair inkomen of besteedbaar inkomen
  • Primair inkomen minus belastingen
  • Overdrachtsinkomens (inkomens zonder tegenprestaties)
      

Slide 14 - Slide

Verdeel de onderstaande
inkomsten in 3 logische groepen.
  • Schrijf de inkomsten over op post-its
  • Werk in tweetallen
Loon
Huur
Zorgtoeslag
Rente
AOW
Dividend
Kinderbijslag
Studiefinanciering
Bonus
Eindejaarsuitkering
Vakantiegeld
Pacht
Overwerkvergoeding
Winst
Werkloosheidsuitkering
timer
3:00

Slide 15 - Slide

Verdeel de onderstaande
inkomsten in 3 logische groepen.
  • Vergelijk jullie oplossing met die van een ander tweetal.
  • Probeer tot één eindresultaat te komen.
Loon
Huur
Zorgtoeslag
Rente
AOW
Dividend
Kinderbijslag
Studiefinanciering
Bonus
Eindejaarsuitkering
Vakantiegeld
Pacht
Overwerkvergoeding
Winst
Werkloosheidsuitkering
timer
3:00

Slide 16 - Slide

Verdeel de onderstaande
inkomsten in 3 logische groepen.
  • Juiste oplossing, maar waarom?
Loon
Huur
Zorgtoeslag
Bonus
Pacht
AOW
Vakantiegeld
Dividend
Studiefinanciering
Eindejaarsuitkering
Rente
Kinderbijslag
Overwerkvergoeding
Winst
Werkloosheidsuitkering
timer
1:00

Slide 17 - Slide

Juiste oplossing maar waarom?

Slide 18 - Open question

Wat versta jij onder 'je budget'?

Slide 19 - Open question

Op welke soort uitgaven kan ik niet besparen? Leg ook uit waarom.

Slide 20 - Open question

1.2 Inkomsten en uitgaven
Budgetteren
Een begroting is een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven:
Begrotingsoverschot:
  • Inkomsten > uitgaven
  • Geld sparen of reserveren
Begrotingstekort:
  • Inkomsten < uitgaven
  • Bezuinigen op huishoudelijke en incidentele uitgaven

Slide 21 - Slide

1.2 Inkomsten en uitgaven
  • Ik kan aan de hand van voorbeelden het verschil uitleggen tussen dagelijkse uitgaven, vaste
     lasten en incidentele uitgaven.
  • Ik kan inkomsten in 3 categorieën onderverdelen.
  • Ik kan een begroting opstellen.
  • Ik kan oplossingen voorstellen om een begroting sluitend te maken.

Slide 22 - Slide

Omrekenen maand, jaar, week of dag

Slide 23 - Slide

Formule: ((nieuw-oud)/oud) x 100%
De formule ((nieuw-oud)/oud) x 100% wordt gebruikt om procentuele veranderingen te berekenen. Dit helpt bij het analyseren van groei of krimp.

Slide 24 - Slide

Voorbeeldberekening
  • Stel dat een bedrijf vorig jaar €500.000 omzet had en dit jaar €600.000. 

  • De procentuele verandering is (600000-500000)/500000X100=20%


Slide 25 - Slide

Een product dat eerst €80 kostte, is nu €64. Wat is de procentuele verandering?

Slide 26 - Open question

Uitwerking
(Nieuw - oud) : oud) x 100%

Nieuw = 64
Oud = 80

((64-80):80)x100% = -20%
Oftewel 20% minder

Slide 27 - Slide

Het salaris van Stijn die bij de jumbo werkte is verhoogd. Vroeger was dit nog €4,20 per uur en nu verdient hij €5,13 per uur. Wat is de procentuele stijging van zijn loon?

Slide 28 - Open question

Uitwerking
((Nieuw - oud) : oud) x 100%

Nieuw: 5,13
Oud: 4,20

((5,13-4,20):4,20)x100% = 22,1%
Oftewel het salaris is 22,1% gestegen

Slide 29 - Slide

Samenvatting
Vandaag hebben we geleerd hoe procentuele veranderingen in de economie worden berekend en waarom dit belangrijk is voor financiële analyses.

Slide 30 - Slide