1B week 14 les 2 P3 Grammatica: uitleg persoonlijk voornaamwoord

Welkom 1B
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 1B
Doe je telefoon in de telefoontas. 
Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 

Slide 1 - Slide

Stil lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Vandaag

Persoonlijk voornaamwoord H38 

Slide 3 - Slide

Kern P3 te behandelen stof
H5 Zelfstandig naamwoord en lidwoord: behandeld
H6 Bijvoeglijke naamwoorden en telwoorden: behandeld
H19 Werkwoorden herkennen: behandeld
H20 Persoonsvorm: behandeld
H21 Onderwerp: behandeld 
H33 Werkwoordelijk gezegde behandeld
H34 Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord behandeld
H47 Voorzetsel: behandeld
H48 Persoonlijk voornaamwoord behandeld
H49 Bezittelijk voornaamwoord 
H61 Aanwijzend voornaamwoord 
H62 Betrekkelijk voornaamwoord 
H75 Lijdend voorwerp behandeld
H76 Meewerkend voorwerp behandeld
H77 Bijwoordelijke bepaling behandeld

Slide 4 - Slide

PO 
Inleveren:
Anwar Berat PO P2






Slide 5 - Slide

Lesdoelen

Je leert hoe je het persoonlijk voornaamwoord herkent in een zin. 



Slide 6 - Slide

Herhaling vorig les
Werkwoorden


    Slide 7 - Slide

    Herhaling werkwoorden 

    Een werkwoord geeft aan wat iemand doet. 

    Je hebt zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden

    Slide 8 - Slide

    Zelfstandig werkwoord
    Kan niet worden weggelaten en kan 'zelfstandig' in een zin staan. 
    Oscar gooit de bal. 
    Als er meer werkwoorden in de zin staan, is er maar 1 het zelfstandig werkwoord. 
    Oscar zou een bal willen gooien

    Slide 9 - Slide

    Hulpwerkwoord
    Staan altijd samen met een of meer andere werkwoorden in een zin en helpen de zin in een bepaalde tijd te zetten. 

    Hebben en zijn geven aan dat iets al is gebeurd:
    Floris heeft een scooter gekocht. Ik ben met de trein gekomen.

    Zullen en gaan geven aan dat iets in de toekomst gebeurt:
    Sanne zal een marathon lopen. Pim gaat Sanne aanmoedigen.

    Slide 10 - Slide

    Hulpwerkwoord

    Worden en zijn kunnen aangeven dat iets door iemand is gedaan
    Mia is door Tom gebeld.
    Het apparaat wordt elke dag schoongemaakt. 

    Voorbeelden hulpwerkwoorden:
    hebben, zijn, worden, zullen, kunnen, mogen, moeten, willen, gaan, laten

    Slide 11 - Slide

    Hulpwerkwoord
    Let op!
    De werkwoorden hebben, zijn, worden en gaan zijn niet altijd een hulpwerkwoord. Ze kunnen ook zelfstandig gebruikt worden. Dan staan ze wel alleen in een zin.

    Hij heeft een nieuwe tas. 
    Ik ga naar de klas. 

    Slide 12 - Slide

    Uitleg persoonlijk voornaamwoord

    Slide 13 - Slide

    Persoonlijk voornaamwoord
    Verwijst naar een of meer personen, dieren of dingen. 

    Hij ziet haar
    Zij stuurt hem een appje. 
    Wij geven ze bix te eten. 

    Blz. 100

    Slide 14 - Slide

    Huiswerk nakijken
    Maken H34 opdracht 1 t/m 6

    Slide 15 - Slide

    Huiswerk

    Maken H48 opdracht 1 t/m 4 en opdracht 10

    Slide 16 - Slide

    Aan de slag

    Ga aan de slag met het maken van de opdrachten. 
      Of
      Ga in je groepje aan de slag met jullie po. 


      Slide 17 - Slide


      Is de opdracht duidelijk?

      Slide 18 - Slide

      Volgende les
      We gaan verder met taalkundig ontleden. 

      Slide 19 - Slide

      Zijn voor jou de lesdoelen behaald?


      Ik kan het persoonlijk voornaamwoord herkennen in een zin. 

      Slide 20 - Slide

      Hoe ging deze les?
      Wat heb je geleerd vandaag?

      Wat vond je leuk aan deze les? 

      Heeft iemand vragen?

      Slide 21 - Slide

      Fijne dag 
      &
      tot de volgende keer!

      Slide 22 - Slide