Grammatica herhalen (les 1 en 2)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui, je schrift
  • je leerwerkboek A+B


1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui, je schrift
  • je leerwerkboek A+B


Slide 1 - Slide

Planning
  • Herhalen theorie 1.7 en 2.7
  • Volgende les: op verzoek
  • Werkmoment (huiswerkcontrole)
  • Vooruitblik
Les 1

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 1.7
  • Benoemen volgens de vaste volgorde: persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijk bepaling.
  • Onderscheid maken tussen hoofdzin en bijzin, enkelvoudige en samengestelde zin.
  • Je kunt ook samengestelde zinnen ontleden volgens de vaste volgorde.

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 2.7
  • Onderscheid maken tussen nevenschikking en onderschikking
  • Benoemen van werkwoordelijk gezegde met wederkerend werkwoord en herhaling van de overige stukjes die bij het werkwoordelijk gezegde horen.

Slide 4 - Slide



werkwoordelijk gezegde (doen)

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling


naamwoordelijk gezegde (zijn)

onderwerp



meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling



Jij komt mij heel bekend voor.
Dat lijkt jullie wel leuk, zeker.
Persoonsvorm

Slide 5 - Slide

p. 133
WG meer dan werkwoorden

Slide 6 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
koppelwerkwoord                 wat het onderwerp IS

zijn
worden
blijven

blijken
lijken
schijnen

zn / bn
dokter
aardig
+
overige
werkwoorden

Slide 7 - Slide

werkwoordelijk gezegde


Ik schrik me een hoedje.
Ik ben me een hoedje geschrokken.
naamwoordelijk gezegde


Hij is dokter.
Hij is dokter geworden.

Slide 8 - Slide

Enkelvoudige zin

1 persoonsvorm


De poes miauwt.
Ze heeft honger.
Samengestelde zin

2 of meer pv's
voegwoord

De poes miauwt, 
want ze heeft honger.

Slide 9 - Slide

Nevenschikking

  • Twee hoofdzinnen


Voegwoorden: 
en, maar want, of, dus
Onderschikking

  • Hoofdzin en bijzin
  • Bijzin en hoofdzin

Voegwoorden: omdat, als, toen, daarna, terwijl, .....

Slide 10 - Slide

Hoofdzin of bijzin?
Bijzin:
* o en pv niet naast elkaar
* OF er kan 'niet' tussen
* begint met een voegwoord
* pv meestal aan het einde
Hoofdzin:
* o en pv naast elkaar
* er kan niets tussen


Hij is aardig, omdat hij mij een snoepje geeft.
Omdat hij mij een snoepje geeft, is hij aardig.

Slide 11 - Slide



Hoofdzin
  • ontleden


Nevenschikking
  • 2 HZ

Onderschikking
  • HZ voegwoord BZ
  • voegwoord BZ HZ

Ontleden per stuk
VW cirkel erom || tussen de stukken

1 pv                meer pv's?
en, maar, want, of, dus

Slide 12 - Slide



Hoofdzin
Hij loopt naar school.


Nevenschikking
Hij loopt naar school || en zij fietst.

Onderschikking
Hij loopt,|| omdat zijn band lek is.

Omdat zijn band lek is, || loopt hij.
1 pv                meer pv's?

Slide 13 - Slide

Werkmoment
Havo: maak de eerste opdracht van paragrafen 1.7, 2.7 en 4.7.
Vwo: maken: test jezelf 5.7 (4.7 geen voorzetselvoorwerp)

Slide 14 - Slide

Vooruitblik


  • Les 2: Welke vragen heb je? Uitleg fictieopdracht
  • Les 3: toets, leesboek mee

Slide 15 - Slide

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui, je schrift
  • je leerwerkboek A+B
  • je iPad (dicht)


Slide 16 - Slide

Planning
  • Uitleg fictieopdracht
  • Welke vragen heb je?
  • Werkmoment
  • Vooruitblik
Les 2

Slide 17 - Slide

Fictie 3

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Werkmoment
Bereid je voor op de toets.

Maak de eerste opdracht van de paragraaf.
Bekijk de leerdoelen in Magister.
Zorg dat je de theorie kan toepassen.

Slide 20 - Slide

Vooruitblik


Les 3: toets, leesboek mee

Slide 21 - Slide