klas 1 H23

klas 1 - 20 februari
(lezen)
Huiswerk nakijken: opdracht 4
herhaling instructie lijdend voorwerp/meewerkend voorwerp
Aan de slag: H22 opdracht 5,6,7,8


Aan het eind van de les kan ik de volgende zinsdelen benoemen:
pv - ow - wg - lv en misschien ook het meewerkend voorwerp
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

klas 1 - 20 februari
(lezen)
Huiswerk nakijken: opdracht 4
herhaling instructie lijdend voorwerp/meewerkend voorwerp
Aan de slag: H22 opdracht 5,6,7,8


Aan het eind van de les kan ik de volgende zinsdelen benoemen:
pv - ow - wg - lv en misschien ook het meewerkend voorwerp

Slide 1 - Slide

Even herhalen
persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 2 - Slide

benoem de zinsdelen

De meeste muggen hebben deze winter niet overleefd.

Slide 3 - Slide

benoem de zinsdelen

De meeste muggen hebben deze winter niet overleefd.
  • pv: hebben
  • ow: de meeste muggen
  • wg: hebben overleefd

Slide 4 - Slide

benoem de zinsdelen
Klas 1 dans heeft bijna vakantie.

Slide 5 - Slide

benoem de zinsdelen
Klas 1 heeft een heerlijk weekend gehad.
  • pv: heeft
  • ow: klas 1 m
  • wg: heeft 
  • lv: bijna vakantie

Slide 6 - Slide

Wie heeft deze leerlingen appels gegeven?

Slide 7 - Slide

Wie heeft deze leerlingen de Engelse taal aangeleerd?
  • pv: heeft
  • ow: wie
  • wg: heeft gegeven
  • lv: appels
  • mv: deze leerlingen

Slide 8 - Slide

Lijdend voorwerp
Naast de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow) en het werkwoordelijk gezegde (wg) kan een zin een lijdend voorwerp (lv) bevatten.
   

LET OP: Niet in elke zin zit een lijdend voorwerp!

In het kort: Het lijdend voorwerp kun je vinden met de vraag:
  • 'Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?'  

Slide 9 - Slide

Lijdend voorwerp
Hoe vind je het lijdend voorwerp?

  1. Je zoekt de persoonsvorm.
  2. Vervolgens zoek je het onderwerp (Wie/Wat + pv?)
  3. Je noteert het werkwoordelijk gezegde

-> Stel de vraag: Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Het antwoord op deze vraag is het lijdend voorwerp. 

Slide 10 - Slide

Lijdend voorwerp
KORTOM:

  • Het lijdend voorwerp kun je vinden met de vraag: 'Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?'

Let op: het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (aan, achter, bij in, langs, met, naast, onder, op, over, voor enz.)

Slide 11 - Slide

meewerkend voorwerp
Meewerkend voorwerp (mv)
> De broertjes gaven een klein cadeau aan hun moeder.

In sommige zinnen komt een meewerkend voorwerp voor. Het meewerkend voorwerp geeft aan dat het onderwerp iets aan iemand geeft of vertelt.

Een meewerkend voorwerp kan beginnen met aan of voor, maar dat hoeft niet altijd. Als het niet met 'aan' begint, moet je 'aan' ervoor kunnen zetten.



Slide 12 - Slide

meewerkend voorwerp
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
  1. Noteer eerst het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.
  2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

VB: Lina mocht haar buurvrouw een doosje chocolade geven.
ow: Lina
wg: mocht geven
lv: een doosje chocolade
mv: Aan wie mocht Lina een doosje chocolade geven? -> (aan) haar buurvrouw
mv is dus 'haar buurvrouw'



Slide 13 - Slide

meewerkend voorwerp
SAMENGEVAT

Als je het meewerkend voorwerp wil vinden, noteer je eerst: ow, wg en lv. Vervolgens stel je de vraag: Aan/Voor wie + wg + ow + lv?

Let op:
  1. Niet elke zin bevat een meewerkend voorwerp.
  2. Het is belangrijk om de juiste volgorde aan te houden bij het vinden van zinsdelen.




Slide 14 - Slide

H23 - helden en schurken
Wie is jouw favoriete held?
Wie is jouw favoriete schurk?

Slide 15 - Slide

Wie zijn jullie helden?

Slide 16 - Slide

Wie zijn jullie schurken?

Slide 17 - Slide

inspiratie: helden geven lezers een voorbeeld.
Het zijn uitvergrote versies van onszelf

Slide 18 - Slide

kenmerken van helden
  • Een held gedraagt zich meestal goed (soms laat een held wat minder goed gedrag zien: wraakzucht, ongeduld);
  • Een held redt de mensheid van het kwaad;
  • Een held heeft vaak kenmerkende kleding, speciale wapens of een bijzonder vervoermiddel;
  • Sommige helden hebben een hulpje of een raadsman;
  • Helden hebben ook vaak een zwakke plek.

Slide 19 - Slide

Schurken
  • Een schurk is een tegenpool van de held en is in- en inslecht.
  • Een schurk maakt een heldenverhaal nog spannender.

Slide 20 - Slide

Aan de slag
maak opdracht 1,2,3 blz.95

Slide 21 - Slide

je eigen held en schurk
Bedenk een eigen held en een eigen schurk:
  • naam
  • uiterlijke kenmerken
  • karaktereigenschappen
  • speciale krachten/wapen/vervoermiddel
  • eventuele zwakke plek

Slide 22 - Slide