This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 58 min
Items in this lesson
Hormonen
Slide 1 - Slide
Hormonen zijn:
A
Regelstoffen
B
Voedingsbestanddelen
C
Geslachtskenmerken
D
hormoonklieren
Slide 2 - Quiz
Hormonen worden aan het bloed afgegeven. Dit type afgifte noemen we
A
externe secretie
B
interne secretie
Slide 3 - Quiz
Er zijn ook hormonen die uit een vetachtige stof bestaan
A
eiwithormonen
B
steroïdhormonen
C
waterhormonen
D
vethormonen
Slide 4 - Quiz
Het eerste hormoon is FSH, het tweede hormoon is oestrogeen. Welk hormoon is het derde hormoon?
A
Progesteron
B
Testosteron
C
LH
Slide 5 - Quiz
De hypofyse produceert
A
het groeihormoon
B
Adreline
C
Glucogon
Slide 6 - Quiz
Welk hormoon stimuleert de schildklier tot afgifte hormonen
A
ACTH
B
FSH
C
ADH
D
TSH
Slide 7 - Quiz
Welke hormonen zijn directe hormonen van de hypofyse?
A
Groeihormoon en adenocorticotrope hormoon
B
Groeihormoon en pigmenthormoon
C
Pigmenthormoon en thyroxine
Slide 8 - Quiz
De volgende hormonen spelen een rol in ons lichaam: 1 hormonen uit de alvleesklier; 2 hormonen uit de hypofyse; 3 hormonen uit de schildklier; 4 hormonen uit een bijnier. Welke hormonen hebben invloed op de groei?
A
Alleen 1.
B
Alleen 2.
C
Zowel 1 als 4.
D
Zowel 2 als 3.
Slide 9 - Quiz
Als je een tekort hebt aan ..................... kan de schildklier onvoldoende schildklierhormoon maken.
A
Calcium
B
Magnesium
C
Jodium
D
Chloor
Slide 10 - Quiz
De volgende hormonen spelen een rol in ons lichaam: 1 hormonen uit de alvleesklier 2 hormonen uit de hypofyse 3 hormonen uit de schildklier 4 hormonen uit een bijnier Welke hormonen hebben invloed op de groei?
A
Alleen 1.
B
Alleen 2.
C
Zowel 1 als 4.
D
Zowel 2 als 3.
Slide 11 - Quiz
Wat is het verschil tussen hypofyseachterkwab en hypofysevoorkwab?
A
achterkwab werkt via negatieve terugkoppeling, voorkwab via positieve terugkoppeling
B
achterkwab maakt hypofyse hormonen, voorkwab neurohormonen
C
achterkwab bevindt zich achter de hersenstam, voorkwab voor de hersenstam
D
achterkwab reageert op neurohormonen en voorkwab op releasing hormonen
Slide 12 - Quiz
Wat is een hypofyse?
A
Een hormoon
B
Een hormoonklier
C
Een cel
D
Een celdeling
Slide 13 - Quiz
Welk van de onderstaande hormonen is een steroïd hormoon
A
oxytocine
B
insuline
C
oestrogeen
D
adrenaline
Slide 14 - Quiz
De hypofyse is een...
A
Hormoonklier in de hersenen
B
Hormoonklier in de bijnieren
C
Hormoonklier dat groeihormoon maakt
D
Hormoonklier dat adrenaline maakt
Slide 15 - Quiz
Het hormoon ADH (anti diuretisch hormoon) beïnvloedt de...
A
(ultra)filtratie
B
terugresorptie
C
secretie/ excretie
D
concentratie
Slide 16 - Quiz
De hypofyse produceert niet
A
ADH
B
Adrenaline
C
FSH
D
oxytocine
Slide 17 - Quiz
Wat produceert de schildklier?
A
Insuline
B
Thyreotrope hormoon
C
Thyroxine
Slide 18 - Quiz
Welk hormoon is geen hypofyse hormoon?
A
ACTH
B
CRH
C
LH
D
TSH
Slide 19 - Quiz
Wat wordt NIET geregeld door de hypofyse?
A
Groei
B
Puberteit
C
Honger
Slide 20 - Quiz
De hypofyse hoort bij het
A
Zenuwstelsel
B
Spierstelsel
C
Hormoonstelsel
D
Uitscheidingstelsel
Slide 21 - Quiz
Wat zijn hormonen?
A
Electrische signalen
B
Chemische boodschappers
C
Speciale boodschapper-eiwitten
D
Electrische stroomstootjes
Slide 22 - Quiz
wat gebeurt er wanneer de schildklier te veel schildklierhormoon aanmaakt?
A
de persoon krijgt veel meer honger
B
persoon wordt rusteloos en vermagert
C
de persoon krijgt minder honger
D
de persoon wordt rustig en komt aan
Slide 23 - Quiz
Wat is de functie van de bijnieren in het RAAS systeem?
A
Zoutafgifte, waardoor er vocht vast word gehouden
B
De aanmaak van ADH (Antidiuretisch hormoon)
C
Zoutopname, waardoor het lichaam minder snel uitdroogt
Slide 24 - Quiz
Door het Raas systeem
A
stijgt de bloeddruk
B
daalt de bloeddruk
C
produceer je meer urine
D
neemt het circulerend volume af
Slide 25 - Quiz
Welk orgaan speelt een rol in het aansturen van het RAAS systeem?
A
hart
B
longen
C
schildklier
D
bloedvaten
Slide 26 - Quiz
welke type medicijnen die werken bij hypertensie grijpen in op (de effecten van )het RAAS systeem
A
ACE remmers
B
angiotensie ll antagonisten
C
diuretia
D
alle 3 deze medicijnen werken op het RAAS systeem
Slide 27 - Quiz
De schildklier regelt niet
A
stofwisseling
B
groei
C
spierkracht
D
ontwikkeling
Slide 28 - Quiz
wat gebeurt er wanneer de schildklier te veel schildklierhormoon aanmaakt?
A
de persoon slaapt veel slechter
B
persoon wordt rusteloos en vermagert
C
de persoon krijgt minder honger
D
de persoon wordt rustig en komt aan
Slide 29 - Quiz
De schildklier is een ...
A
exocriene klier
B
endocriene klier
Slide 30 - Quiz
Het RAAS-systeem speelt een rol bij het herstellen van het bloedvolume en de bloeddruk
A
Juist
B
Onjuist
Slide 31 - Quiz
De functie van de schildklier is
A
het reguleren van de stofwisseling
B
het produceren van geslachtshormonen
C
het produceren van groeihormonen
D
het reguleren van de voortplanting
Slide 32 - Quiz
Als je bij een hyperthyreoidie de schildklier verwijderd is het hele probleem opgelost
A
waar
B
niet waar
Slide 33 - Quiz
Welke stoffen worden aangemaakt en uitgescheiden door de schildklier, onder invloed van TSH?