B4 GR: ond, wwg, pv, lv, mv


Goedemorgen allemaal!

- Neem plaats
- Start je laptop op
- Inloggen in LessonUp



timer
3:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


Goedemorgen allemaal!

- Neem plaats
- Start je laptop op
- Inloggen in LessonUp



timer
3:00

Slide 1 - Slide

Afspraken

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen? START BLOK 4

1. Korte herhaling zinsontleding (ond, pv, wwg, lv)
2. Uitleg meewerkend voorwerp
3. Maken opdrachten blok 4 grammatica

Doel: 
- Na deze les hebben we de zinsontleding die we al kennen herhaald.
- Na deze les hebben we geoefend met het meewerkend voorwerp.

Slide 3 - Slide

Geef de persoonsvorm van de volgende zinnen.

Slide 4 - Slide

Sam is vandaag tot 14:05 naar school geweest.
Pv

Slide 5 - Open question

Soms rijdt mijn broertje door een rood verkeerslicht.
PV

Slide 6 - Open question

Werkwoordelijk gezegde
  • Alle werkwoorden uit de zin
  • Dus: persoonsvorm + andere werkwoorden uit de zin

Slide 7 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Hij is snel naar school gerend.

Slide 8 - Open question

Onderwerp
  1. Zoek de persoonsvorm
  2. Vraag: wie of wat + persoonsvorm
  3. Het antwoord op die vraag is het onderwerp
Wie of wat doet het! 

Slide 9 - Slide

Wat is het onderwerp?

De docent geeft uitleg over grammatica.

Slide 10 - Open question

Lijdend voorwerp
Je moet twee dingen weten:
  • Wie/wat doet er iets? (onderwerp)
  • Wat doet diegene?
(pv + werkwoordelijk gezegde)

Degene doet zelf niks!
Ik aai de hamster.
Ik kijk het huiswerk na.

Wie/wat + onderwerp + werkwoordelijk gezegde?

Slide 11 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'

A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
'Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.'

A
Razend
B
de leraar
C
een krijtje
D
het lokaal

Slide 13 - Quiz

Meewerkend voorwerp

Slide 14 - Slide

Meewerkend voorwerp

Aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp en lijdend voorwerp

Ik geef de bal aan Stan.
Ik koop opa bloemen.
Wij bakken een taart voor de klas.

Slide 15 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp?
'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'
A
De jongen
B
een liefdesbrief
C
aan zijn vriendin
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 16 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 17 - Quiz

Aan de slag!
Blok 4
Grammatica
Opdr. 4.4 + 4.5 
Wat niet af is, is huiswerk voor volgende week maandag.
Klaar? Blok 3 afmaken.

Slide 18 - Slide