TAAL thema 4 les 19 & 20

TAAL thema 4 les 19 & 20
lijdende zin en bedrijvende zin
1 / 18
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 1,8

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

TAAL thema 4 les 19 & 20
lijdende zin en bedrijvende zin

Slide 1 - Slide

Aan het eind van de les kan ik het verschil uitleggen tussen een lijdende- en een bedrijvende zin en kan ik dit op de juiste manier toepassen in een zin.

Slide 2 - Slide

"ik gooi de bal."
is dit een lijdende zin of bedrijvende zin?
en waarom?


Slide 3 - Open question

"ik gooi de bal" = bedrijvende zin
  • het onderwerp is actief --> "ik gooi"

Slide 4 - Slide

lijdende zin
  • het lijdend voorwerp (lv) wordt het onderwerp van de zin.
  • de bal wordt gegooid door mij. 
  • persoonsvorm (pv) wordt voltooid deelwoorden + hww worden.
  • gooi --> wordt gegooid
  •  onderwerp krijgt door ervoor.

Slide 5 - Slide

De bal wordt gekopt door Tobias.
A
lijdende zin
B
bedrijvende zin

Slide 6 - Quiz

Romy kookt de rijst.
A
lijdende zin
B
bedrijvende zin

Slide 7 - Quiz

Anika knipt een foto uit.
A
lijdende zin
B
bedrijvende zin

Slide 8 - Quiz

De foto's worden door haar opgehangen.
A
lijdende zin
B
bedrijvende zin

Slide 9 - Quiz

TAAL thema 4 les 20
wederkerende voornaamwoorden

Slide 10 - Slide

ik was...
A
me
B
je
C
zich
D
ons

Slide 11 - Quiz

Aan het eind van de les kan ik uitleggen wat wederkerende voornaamwoorden zijn en deze op de goede manier toepassen in een zin.

Slide 12 - Slide

wederkerende voornaamwoorden 
  • ik was me
  • jij wast je
  • hij/zij wast zich 
  • wij wassen ons
  • jullie wassen je/jullie
  • zij wassen zich

Slide 13 - Slide

ik verstop...
A
je
B
ons
C
me
D
jullie

Slide 14 - Quiz

Wij bedenken...
A
me
B
ons
C
jullie
D
je

Slide 15 - Quiz

hij verbaast...
A
zich
B
je
C
ons
D
jullie

Slide 16 - Quiz

maken: 
opdrachten thema 4 les 19 en 20


klaar?
  • weektaak
  • lezen in je leesboek

Slide 17 - Slide

Hoe goed begrijp je de stof van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll