Ned_3g_Week3_les1

1 / 53
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Je microfoon mag uitgezet worden.

Slide 2 - Slide

Zorg dat jij je aanmeldt via LessonUp met je eigen voornaam. 
Werk je samen (mobiel leeg etc?), log in met twee voornamen!
Dit is voor de registratie in magister.

Slide 3 - Slide


Afspraken tijdens de les
Huiswerk inleveren

Invulopdracht 
Zelfstandig aan de slag
Evalueren les
Vooruitblik
Blijf online om de les af te sluiten!




Slide 4 - Slide

Microfoon uit tijdens een les online

Graag mobiel mee (met oortjes in)

Materiaal: methodeboek Nieuw Nederlands, (leesboek), schrift en pen

Afwezigheid of te laat noteren in magister

Individueel aan de slag 




Slide 5 - Slide

Terugblik 
Wat hebben we gedaan?
Spelling

Hoe ging de les?
TOP! Goede inzet weer, super veel dank weer hiervoor. 

Slide 6 - Slide

Lesinhoud deze week
Woordenschat H1
Je kunt de stijlfiguren repetitio en enumeratio herkennen, begrijpen en toepassen.
Woordenschat H1
Startopdracht blz 26
theorie blz 26
Opdrachten 1 t/m 6
blz 26-29

Woordenschat woorden, B en C
Herhaling werkwoordspelling

Woordenschat woorden A bespreken











Geen




 Geen
 Video-uitleg behorende bij blz 26

Slide 7 - Slide

Lesdoel
Je kunt de stijlfiguren repetitio en enumaratio herkennen en begrijpen. 

Slide 8 - Slide

woordenschat, startopdracht
blz 26

Slide 9 - Slide

Je werkt in tweetallen

Slide 10 - Slide

Wat wil de schrijver benadrukken?
Noteer: A: B: C: D:

Slide 11 - Open question

Antwoord
a De regen die maar niet ophoudt.
b Een schoolcarrière waar een sterk stijgende lijn in zit.
c Een negatieve kijk op het volkskarakter van de Nederlander.
d Een waarschuwing of ‘gebod’ dat je vooral niet voortdurend jaloers moet zijn op de mensen uit je omgeving of verlangen naar datgene wat de ander bezit.

Slide 12 - Slide

Bedenk op welke manier de schrijver iets wilt benadrukken in de zinnen a t/m d (je hoeft niets in te vullen).
Bedenk op welke manier de schrijver iets wilt benadrukken in de zinnen a t/m d (je hoeft niets in te vullen).

Slide 13 - Slide

Antwoord
2
a Door herhaling of ‘repetitio’ van het woord regen.
b Door de schooltypen achter elkaar op te sommen.
c Door aan het begin van de zin drie bijvoeglijke naamwoorden op te sommen, die allemaal met een k beginnen; er is dus ook sprake van alliteratie.
d Door steeds het woord ‘noch’ te herhalen en van alles op te sommen wat je niet mag begeren; de reeks loopt af in belangrijkheid, maar dat versterkt juist het effect: je mag niets begeren van je buurman.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Lees de theorie op blz 26
timer
2:00

Slide 16 - Slide

Zin 1 (bladzijde 26)
A
repetitio
B
enumeratio
C
opsomming in drieën
D
climax

Slide 17 - Quiz

Antwoord
1 lichte, matige, strenge vorst: climax.


Slide 18 - Slide

Zin 2 (bladzijde 26)
A
repetitio
B
enumeratio
C
opsomming in drieën
D
climax

Slide 19 - Quiz

Antwoord

2 ze weet, ze weet, ze weet: repetitio.



Slide 20 - Slide

Zin 3 (bladzijde 26)
A
repetitio
B
climax
C
opsomming in drieën
D
omgekeerde climax

Slide 21 - Quiz

Antwoord

3 een kasteel, een villa, een appartement, een caravan: een omgekeerde climax.


Slide 22 - Slide

Zin 4
A
opsomming in drieën
B
omgekeerde climax
C
drieslag
D
climax

Slide 23 - Quiz

Antwoord

4 verliefd, verloofd, getrouwd: drieslag.


Slide 24 - Slide

Zin 5
A
repetitio
B
omgekeerde climax
C
drieslag
D
opsomming in drieën

Slide 25 - Quiz

Antwoord
5 je bord leeg eten, spullen in de vaatwasser zetten en dan aan je huiswerk voor morgen: opsomming in drieën.

Slide 26 - Slide

Zin 6
A
repetitio
B
omgekeerde climax
C
drieslag
D
climax

Slide 27 - Quiz

Antwoord
6 praat, praat, praat: repetitio. 

Slide 28 - Slide

Zin 7
A
repetitio
B
omgekeerde climax
C
drieslag
D
climax

Slide 29 - Quiz

Antwoord

7 bloed, zweet en tranen: drieslag.

Slide 30 - Slide

Zin 8
A
repetitio
B
omgekeerde climax
C
enumeratio
D
drieslag

Slide 31 - Quiz

Antwoord

8 Het vlees, de organen, de botten, de huid, de hoorns: enumeratio.

Slide 32 - Slide

Zin 9
A
repetitio
B
omgekeerde climax
C
enumeratio
D
climax

Slide 33 - Quiz

Antwoord
9 verkouden, griep, een longontsteking: climax.

Slide 34 - Slide

Zin 10
A
repetitio
B
drieslag
C
enumeratio
D
climax

Slide 35 - Quiz

Antwoord

10 Vrijheid, gelijkheid, broederschap: drieslag.

Slide 36 - Slide

Woorden A

Slide 37 - Slide

Schooltaalwoorden met de A
Aannemen (veronderstellen) 
Afzonderlijk
Anticiperen
Assertief
Autonoom

Slide 38 - Slide

Aannemen (veronderstellen)

Slide 39 - Open question

Antwoord
Aannemen: ervan uitgaan dat   
Voorbeeldzin: Ik neem aan dat je de opdracht begrepen hebt.

Afzonderlijk: los van elkaar, alleen
Voorbeeldzin: Het is de bedoeling dat je deze opdracht afzonderlijk maakt.

Anticiperen (op iets): vooruitlopen op iets
Voorbeeldzin: Ik merk dat je nu al anticipeert op een onvoldoende; jammer!

Assertief: zelfverzekerd
Voorbeeldzin: Als jij je nu gewoon eens assertief opstelt, dan zul je zien dat je meer aandacht van de mensen krijgt.

Autonoom: zelfstandig
Voorbeeldzin: De Basken 

Slide 40 - Slide

afzonderlijk

Slide 41 - Open question

Antwoord
Afzonderlijk: los van elkaar, alleen
Voorbeeldzin: Het is de bedoeling dat je deze opdracht afzonderlijk maakt.


Slide 42 - Slide


Anticiperen

Slide 43 - Open question

Antwoord
Anticiperen (op iets): vooruitlopen op iets
Voorbeeldzin: Ik merk dat je nu al anticipeert op een onvoldoende; jammer!




Slide 44 - Slide


Assertief

Slide 45 - Open question

Antwoord
Assertief: zelfverzekerd
Voorbeeldzin: Als jij je nu gewoon eens assertief opstelt, dan zul je zien dat je meer aandacht van de mensen krijgt.




Slide 46 - Slide


Autonoom

Slide 47 - Open question

Antwoord
Autonoom: zelfstandig
Voorbeeldzin: De Basken





Slide 48 - Slide

Je gaat zelf aan de slag 
Woorden B invullen (pagina, of blad in magister huiswerk van donderdag)
Eventueel A als je dit nog niet gedaan hebt: einde van de les bespreken!

Klaar? Maak het volgende:
Woordenschat H1
Opdrachten 2 t/m 6
blz 26-29


Ben je klaar?
Maak een foto van jouw gemaakte werk en lever de foto in bij: teams - opdrachten- week 3

LET OP: 10 minuten voor tijd kom je online!
Baseren (op)
Beleid
Beredeneren
Betrekking (met betrekking tot of m.b.t.)
Blootstaan (aan)






Slide 49 - Slide

Schooltaalwoorden met de B
Baseren (op)
Beleid
Beredeneren
Betrekking (met betrekking tot of m.b.t.)
Blootstaan (aan)


Slide 50 - Slide

Hoe ging de invulopdracht?
Hoe ging het zelfstandig werken?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?

Slide 51 - Slide

Wat gaan we de komende week doen?
Leesvaardigheid, poëzie en spelling


Wat moet de aankomende week mee? 
Methodeboek, schrift, pen, leesboek (lezen voor de lijst) en je mobiele telefoon
(tenzij je in de mediatheek achter een computer zit), svp je oortjes




Slide 52 - Slide

Slide 53 - Slide