Over Taal

Over Taal



Blok 1 t/m 6...



1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Over Taal



Blok 1 t/m 6...



Slide 1 - Slide

Lesprogramma

  • Blok 1: Stappenplan moeilijke woorden, Homoniemen VS Homofonen
  • Blok 2: Vakjargon
  • Blok 3: Leenwoorden
  • Blok 4: Pleonasme & Tautologie, Stijlfout, Computers & Taal
  • Blok 5: Stijlfouten: dubbele ontkenning en contaminatie, Taalfamilies, Bedreigde Talen

Slide 2 - Slide

Is de volgende zin fout?

"Hij had zijn opdrachten keurig netjes af".
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Is de volgende zin fout?

"Ik besef me dat ik nog veel moet leren."
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Hoe werkt taal precies?

Slide 6 - Slide

Blok 1
- Stappenplan moeilijke woorden
- Homoniemen
- Homofonen 


Slide 7 - Slide

Stappenplan moeilijke woorden

Slide 8 - Slide

Homoniemen
Begrippen (woorden) met meerdere betekenissen

Slide 9 - Slide

Homofonen
Soms klinken twee woorden hetzelfde, maar schrijf je ze wel anders

Homofonen hebben verschillende betekenissen, dus het is belangrijk dat je de goede spelling gebruikt.

Slide 10 - Slide

Wat is de eerste stap bij het begrijpen van een moeilijk woord?
A
Het woord opzoeken in een woordenboek
B
De context goed bekijken
C
Het woord opschrijven en verdergaan
D
Een synoniem opzoeken

Slide 11 - Quiz

Welke van de volgende strategieën helpt NIET bij het begrijpen van een moeilijk woord?
A
Het woord in stukken verdelen
B
Synoniemen zoeken
C
Het woord weglaten in de zin
D
De betekenis raden op basis van de context

Slide 12 - Quiz

Wat is het belangrijkste verschil tussen een homoniem en een homofoon?
A
Homoniemen zijn woorden met meerdere betekenissen; homofonen klinken hetzelfde, maar hebben verschillende betekenissen en spelling
B
Homofonen klinken hetzelfde en hebben dezelfde betekenis, homoniemen niet
C
Homoniemen hebben verschillende uitspraken, homofonen niet
D
Er is geen verschil tussen homoniemen en homofonen

Slide 13 - Quiz

Welke zinnen bevatten homofonen?

A
Is dat van mij? Ik ben jarig in de maand mei.
B
Hij loopt naar de bank Hij haalt geld van de bank

Slide 14 - Quiz

Blok 2
- Vakjargon

Slide 15 - Slide

Vakjargon
Elk vak of beroep heeft eigen woorden die speciaal bij dat vakgebied horen. Zulke woorden noem je vakjargon.

Bij het vakjargon van een kapper horen woorden als permanent, touperen en scheiding.

Voor mensen die niet bekend zijn met het vakgebied is vakjargon soms moeilijk te begrijpen

Slide 16 - Slide

Wat is vakjargon?

A
Taal die alleen door ouderen wordt gebruikt
B
Taal die door specifieke beroepsgroepen wordt gebruikt
C
Taal die iedereen begrijpt
D
Een soort dialect

Slide 17 - Quiz

Welk woord is een voorbeeld van vakjargon in de zorgsector?

A
Diagnose
B
Tafel
C
Koffiepauze
D
Huiswerk

Slide 18 - Quiz

Blok 3
  •  Leenwoorden
  • Etymologie

Slide 19 - Slide


Leenwoorden
Woorden die uit een 'vreemde' taal zijn overgenomen in de eigen taal.


Voorbeelden
Frans: Ambulance, bagage, chauffeur, horloge


Engels: baby, mountainbike, flat, team

Slide 20 - Slide

Etymologie
Onderzoekt de herkomst van woorden. 

Slide 21 - Slide

Wat zijn leenwoorden?

A
Woorden die tijdelijk worden gebruikt in een taal
B
Woorden die uit een andere taal zijn overgenomen
C
Woorden die worden uitgeleend aan een andere taal
D
Woorden die alleen in dialecten voorkomen

Slide 22 - Quiz

Welk woord is GEEN leenwoord?

A
Computer
B
Hotel
C
Boomhut
D
Garage

Slide 23 - Quiz

Blok 4
- Stappenplan moeilijke woorden
- Pleonasme
- Tautologie
- Stijlfout
- Computers en taal - taaltechnologie

Slide 24 - Slide

Pleonasme en tautologie
Als je iets op een bijzondere manier wilt vertellen, kun je een stijlfiguur gebruiken. Dichters, schrijvers en goede sprekers geven hun woorden zo vaak extra betekenis. 

Voorbeelden van stijlfiguren ->

Slide 25 - Slide

Pleonasme 
Je benadrukt een eigenschap van een werkwoord of een zelfstandig naamwoord die eigenlijk al duidelijk is

Voorbeeld:
De wereld ziet er grauw uit in de grijze mist.
Met een snelle sprint werd de wedstrijd beslist.

Slide 26 - Slide

Tautolgie
Je zegt twee keer hetzelfde met verschillende woorden.

Voorbeeld:
Jij weet vast en zeker hoe laat het is.

De kleuters stonden keurig netjes in de rij.

Slide 27 - Slide

Stijlfout
Als je een stijlfiguur verkeerd of onbewust gebruikt, maak je een stijlfout. Je maakt dan bijvoorbeeld een foutief pleonasme of een foutieve tautologie.


Voorbeeld
Foutief pleonasme: De ballon stijgt omhoog

Foutieve tautologie: De winkel is open, maar er is echter niemand

Slide 28 - Slide

Computers en taal
Computers vinden taal moeilijk. Ze kunnen wel leren hoe je woorden moet spellen en wat ze betekenen. De grammaticaregels om een goede zin te maken kunnen ze ook onthouden. Maar dan kunnen ze taal nog steeds niet echt begrijpen. Kijk maar naar de volgende zinnen -->

Slide 29 - Slide

De componist krijgt vandaag geen noot op papier.



''Noot" is een homoniem, een woord met meerdere betekenissen. Hoe weet de computer welke betekenis hier bedoeld is?

Slide 30 - Slide

Elias en Gino lusten geen spruitjes. Ze stinken.


Hoe weet de computer waar "ze" naar verwijst? Naar "Elias en Gino" of naar "spruitjes"?

Slide 31 - Slide

Taaltechnologie
In de taaltechnologie werken mensen aan computers die taal kunnen begrijpen. Dat is handig als je bijvoorbeeld wilt chatten met een computer of een zin wilt vertalen.

Slide 32 - Slide

Wat is een voorbeeld van een pleonasme?

A
Witte sneeuw
B
Enkel en alleen
C
Hard schreeuwen
D
Huis en tuin

Slide 33 - Quiz

Wat is het verschil tussen een pleonasme en een tautologie?

A
Een pleonasme benadrukt een begrip die al duidelijk is, met een tautologie zeg je twee keer hetzelfde met verschillende woorden
B
Een tautologie is fout, een pleonasme niet
C
Een pleonasme komt alleen in spreektaal voor
D
Er is geen verschil

Slide 34 - Quiz

Welke zin bevat een stijlfout?

A
Ik ga naar huis en daarna slapen
B
Hij heeft het boek gelezen en begrepen
C
Dat is een unieke kans die je niet mag missen
D
Ik had het van tevoren al voorspeld

Slide 35 - Quiz

Wat is een stijlfout?

A
Een fout tegen de grammatica
B
Je maakt een stijlfout als je een stijlfiguur verkeerd of onbewust gebruikt
C
Een fout tegen de spellingregels
D
Een fout die alleen in spreektaal voorkomt

Slide 36 - Quiz

Blok 5
  •  Stijlfouten: dubbele ontkenning en contaminatie
  • Taalfamilies
  • Bedreigde talen


Slide 37 - Slide

Stijlfouten

In blok 4 heb je geleerd dat een pleonasme en een tautologie stijlfouten kunnen zijn. In dit blok leer je nog twee stijlfouten.

Slide 38 - Slide

De dubbele ontkenning
Je gebruikt twee keer een ontkenning, waardoor je precies het tegengestelde zegt van wat je bedoelt.

Voorbeeld:
Hij maakt nooit geen fouten

Ik wil voorkomen dat ik morgen niet op tijd kom.

Slide 39 - Slide

Contaminatie
Je haalt twee woorden of uitdrukkingen door elkaar.

Voorbeeld:
De schoenen kosten duur - kosten veel of zijn duur

Ik besef me goed hoe laat het is - beseffen of zich realiseren

Slide 40 - Slide

Taalfamilies
Veel talen zijn familie van elkaar. Ze hebben dezelfde voorouders en lijken daardoor op elkaar. 

Net als bij een echte familie kun je een taalfamilie weergeven in een stamboom


Taalonderzoekers hebben deze stamboom kunnen maken door goed naar de overeenkomsten tussen talen te kijken.

Slide 41 - Slide

Bedreigde talen

In heel de wereld worden ongeveer zesduizend verschillende talen gesproken. 

Als een taal uitsterft, gaat ook veel kennis over de geschiedenis, tradities en cultuur verloren. Veel mensen vinden daarom dat bedreigde talen beschermd moeten worden. Ze proberen mensen weer trots te maken op hun taal, zodat ze die ook doorgeven aan hun kinderen. 

Slide 42 - Slide

Welke zin bevat een dubbele ontkenning?

A
Ik ben niet ontevreden
B
Hij heeft een brief geschreven
C
We gaan morgen naar het strand
D
Zij leest niet graag boeken

Slide 43 - Quiz

Wat is een contaminatie?

A
Een fout die alleen in spreektaal voorkomt
B
Een zin die te lang is
C
Een combinatie van twee uitdrukkingen of woorden die niet correct is
D
Een combinatie van twee talen in één zin

Slide 44 - Quiz

Wat is een bedreigde taal?

A
Een taal die verboden is door de overheid
B
Een taal die heel moeilijk te leren is
C
Een taal die geen eigen schrift heeft
D
Een taal die minder vaak wordt gesproken en dreigt te verdwijnen

Slide 45 - Quiz

Dat was heeeeeel veeeeeel informatie!
Sorry.....:(






Slide 46 - Slide

Zijn er nog vragen???

Slide 47 - Slide

Aan het werk!




We gaan aan de slag met de opdrachten van : Over Taal
Ben je klaar? Steek je vinger op

Slide 48 - Slide

Vooruitblik
Volgende week:
                                                               


Slide 49 - Slide