Herhaling naamvallen 1, 3 en 4

Naamvallen
Der Mann gibt seiner Frau einen Blumenstrauß.

Der Mann = onderwerp (1ste naamval)
einen Blumenstrauß = leidend voorwerp (4de naamval)
seiner Frau = meewerkend voorwerp (3de naamval)
gibt = gezegde
1 / 13
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Naamvallen
Der Mann gibt seiner Frau einen Blumenstrauß.

Der Mann = onderwerp (1ste naamval)
einen Blumenstrauß = leidend voorwerp (4de naamval)
seiner Frau = meewerkend voorwerp (3de naamval)
gibt = gezegde

Slide 1 - Slide

timer
1:00
Naamvallen

Slide 2 - Mind map

Waar staat de eerste naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 3 - Quiz

Waar staat de vierde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 4 - Quiz

Waar staat de derde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 5 - Quiz

Hoe vind je een bepaald zinsdeel?
zin in een andere tijd zetten
wie/wat + gez + ond
wie/wat + gez
aan/voor wie?
gezegde
lijdend voorwerp
onderwerp
meewerkend voorwerp

Slide 6 - Drag question

timer
1:00
Der-Gruppe

Slide 7 - Mind map

timer
1:00
Ein-Gruppe

Slide 8 - Mind map

timer
1:00
Welke voorzetsels krijgen altijd de 3e nv?

Slide 9 - Mind map

timer
1:00
Welke voorzetsels krijgen altijd de 4e nv?

Slide 10 - Mind map

d... Junge (m) spielt Apex Legends.
A
der
B
dem
C
den
D
die

Slide 11 - Quiz

Ich gebe mein... Mutter ein... Tasche (v).
A
meine / einer
B
meiner / eine
C
meine / eine
D
meinem / einer

Slide 12 - Quiz

Maak nu de oefentoets!

Slide 13 - Slide