H2-5 toetsvraag 2-3 zonder samenwerken

Hoofdstuk 2

Herhaling
Break-even analyse en maximale winst
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare school

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 2

Herhaling
Break-even analyse en maximale winst

Slide 1 - Slide

Prijs is 500 euro. De break-even afzet is 40.000 stuks. De constante kosten per product zijn 300 euro. Wat zijn de gemiddelde variabele kosten?
A
200
B
400
C
800

Slide 2 - Quiz

uitwerking
De constante kosten per product zijn 300 euro. De prijs is 500 euro. De gemiddelde variabele kosten zijn dan 200 euro. 

Namelijk de prijs van 500 euro - de variabele kosten van 200 euro. 

Slide 3 - Slide

Break-even afzet (BEA) = 25.000. De Break-even omzet (BEO) = 4 miljoen. De gemiddelde variabele kosten zijn 120 euro.

Hoeveel zijn de totale constante kosten?
A
1.600.000
B
1.200.000
C
1.000.000
D
800.000

Slide 4 - Quiz

uitwerking
De break-even afzet is 25.000. De break-even omzet is 4 miljoen. De gemiddelde variabele kosten zijn 120 euro. 
TO = p x Q   =>   4 miljoen = p x 25.000
De prijs is: 4 miljoen/25000 = 160 euro.

BEA = Totale constante kosten/(prijs - variabele kosten)
25.000 = Totale constante kosten/(160 - 120 euro) 
Dus totale constante kosten  = 25.000 x 40 = 1 miljoen 

Slide 5 - Slide

Hoeveel zijn de variabele kosten per product?
A
2 euro
B
35 euro
C
10 euro
D
4 euro

Slide 6 - Quiz

Hoeveel zijn de totale constante kosten?
A
30.000
B
35.000
C
70.000

Slide 7 - Quiz

Oefentoets opgaven H2-3

Slide 8 - Slide

prijs: 4 euro, capaciteit: 50.000, afzet is 40.000 kilometer
Wat is de break-even afzet?
A
40.000
B
45.000
C
30.000
D
35.000

Slide 9 - Quiz

uitwerking
Je weet de prijs (4 euro). De variabele kosten kun je aflezen uit de grafiek: 2 euro. De constante kosten kun je berekenen uit de grafiek: 35000 * 2 euro = 70.000
BEA = TCK/(p-VK) = 70.000/2 = 35.000 

Slide 10 - Slide

Wat is de winst van dit contract?
A
15.000
B
20.000
C
10.000
D
25.000

Slide 11 - Quiz

uitwerking
Totale winst = Totale opbrengst - totale kosten
Er worden 40.000 kilometers gereden. 
Totale opbrengst = 40.000 * 4 euro = 160.000 euro
Totale kosten = TCK + TVK = 70.000 + (2 * 40.000) = 150.000 euro
Totale winst = 160.000 - 150.000 = 10.000 euro

Slide 12 - Slide

Zijn de loonkosten van de chauffeur vaste of variabele kosten?
A
vast
B
variabel

Slide 13 - Quiz

Welke nieuwe klanten zal het bedrijf nog extra aannemen?
A
Alleen klant A
B
Alleen klant B
C
Beide klanten
D
Geen van beide klanten

Slide 14 - Quiz

Uitwerking
De maximale capaciteit is 50.000. Er is 40.000 gebruikt. Dus beide klanten zouden nog kunnen worden aangenomen. 
De meeropbrengst van klant A is 2,50 per kilometer. De meerkosten zijn 2 euro per kilometer. Dus klant A is winstgevend. Klant B levert maar 1,5 euro per kilometer op. De meerkosten zijn 2 euro per kilometer. Dus dat is verliesgevend. 

Slide 15 - Slide

Ik snap hoe je de variabele kosten en de constante kosten kunt aflezen uit een grafiek.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Ik snap hoe je het break-even punt moet berekenen
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Ik snap hoe je de winst moet berekenen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Ik denk dat ik een voldoende kan halen voor de toets
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll