This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
13.1 Het centrale zenuwstelsel 1
Hoofdstuk 13 zenuwstelsel - paragraaf 1
Slide 1 - Slide
Centraal zenuwstelsel:
Zenuwcellen (neuronen) van de
hersenen en ruggenmerg.
Slide 2 - Slide
Perifeer zenuwstelsel
(Uitlopers van) zenuwcellen die
niet in de hersenen of ruggenmerg
liggen
zintuigen verbinden met het CZS en
het CZS met spieren en klieren.
Zenuw= bundel zenuwceluitlopers
Slide 3 - Slide
Drie typen neuronen
Sensorische neuronen:
Zenuwcellen die impulsen vervoeren
van zintuigen naar het CZS
Schakelneuronen:
Zenuwcellen binnen het CZS.
Motorische neuronen:
zenuwcellen die impulsen vervoeren van CZS naar spieren
of klieren, vaak lange uitlopers.
Slide 4 - Slide
Zet de delen die betrokken zijn bij het in een reflex wegtrekken van de hand uit een vlam in de juiste volgorde:
armspier
bewegingszenuw
gevoelszenuw
ruggenmerg
zintuig
Slide 5 - Drag question
Reflexen: lopen via de hersenstam of het ruggenmerg
Slide 6 - Slide
Witte en grijze stof in
Grijze stof = Cellichamen met de celkern
Witte stof = Uitlopers met beschermlaag (myeline)
Ruggenmerg
Slide 7 - Slide
Witte en grijze stof
Grijze stof = Cellichamen met de celkern
Witte stof = Uitlopers met beschermlaag (myeline)
Hersenen
Slide 8 - Slide
Bescherming CZS -ruggenmerg
3 vliezen:
Zacht vlies (binnenste)
Spinnenwebvlies
Hard vlies (buitenste)
Slide 9 - Slide
Bescherming CZS-hersenen
3 vliezen:
Zacht vlies (binnenste)
Spinnenwebvlies
Hard vlies (buitenste)
Slide 10 - Slide
Bloed-hersenbarriëre
Tussen spinnenwebvlies en zachte hersen/ ruggenmergvlies zit hersenvocht en daar lopen de bloedvaten.
Er is geen directe verbinding
tussen bloed en hersenvloei-
stof.
Slide 11 - Slide
Bloed-hersenbarriëre
Controle welke stoffen
wel/ niet van bloed naar hersen-
vloeistof gaan door:
* tight junctions in bloedvatwand
* astrocyten om het bloedvat heen
Stoffen moeten dus door 2 cellen heen.
Slide 12 - Slide
Bloed-hersenbarriëre
Diffusie:
Kleine en/ of vet-oplosbare
stoffen: zuurstof, koolstofdioxide,
steroïdhormonen maar ook
alcohol, cocaïne en antidepressiva.
Gefaciliteerd/ actief (transporteiwitten): Grotere moleculen zoals glucose of insuline -> selectief!
Slide 13 - Slide
een klasgenoot roept je naam, in welk deel van je hersenen neem je dat waar?
A
grote hersenen
B
hersenstam
C
kleine hersenen
Slide 14 - Quiz
Anatomie hersenen (88C1)
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Iemand krijgt een harde klap op zijn achterhoofd. Sindsdien kan hij niets meer zien terwijl zijn ogen nog wel gewoon werken. Hij blind voor het leven. Wat is er gebeurd?
Slide 17 - Open question
Anatomie grote hersenen
Twee helften
Verbonden met de hersenbalk
Schors en merg
Slide 18 - Slide
Anatomie grote hersenen
Ontvangt informatie van de linkerkant van het lichaam. Stuurt de spieren/ klieren van de linkerkant aan.
Ontvangt informatie van de rechterkant van het lichaam. Stuurt de spieren/ klieren van de rechterkant aan.