2a.
METAFOOR: in een metafoor gebruik je alleen een
beeld.(b) De prinses van de klas (b) koopt bijna wekelijks iets nieuws.
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
2b. METAFOOR IN WERKWOORD: als een werkwoord een metafoor is.
De overheid gaat snoeien in de uitgaven. (minder uitgeven)
Zij toverde dit huis om tot een paleis. (mooi maken)