Als
jij achter de persoonsvorm staat, schrijf je de
ik-vorm jij loopt - loop jij?
De hond, de verkoopster, het blikje = hij, zij, het
dus schrijf je ik-vorm + t
Eindigt de ik-vorm op een -d? Dan krijg je bij de ik-vorm +t
dt aan het eind. (ik word - jij wordt, ik brand - jij brandt)