Werkwoordspelling verleden tijd

Welkom 
Nederlands
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 
Nederlands

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
-20 minuten lezen
-woordenschat
herhaling tegenwoordige tijd
- Opwarmertje
- Lesdoelen
- Instructie
- Zelfstandig werken


Slide 2 - Slide

woordenschat 
periode 2 week 9

Slide 3 - Slide

lesdoelen
Ik kan de werkwoordspelling in mijn eigen teksten controleren
Ik kan van werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd.

Slide 4 - Slide

tegenwoordige tijd
Werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Slide 5 - Slide

Werkwoordspelling t.t.

Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, zijn er maar drie mogelijkheden, namelijk:

ik-vorm - ik schrijf
ik-vorm + t - jij schrijft*
hele werkwoord - wij schrijven

Slide 6 - Slide

                                             #Taalvoutjes
Kijk goed naar de geschreven tekst op het bord.

Wat valt je op?

Slide 7 - Slide

Wat viel je op aan de geschreven tekst
op het bord?

Slide 8 - Mind map

ik ............... naar de winkel. (lopen)
A
loopt
B
lop
C
loop
D
lopen

Slide 9 - Quiz

Je ...................... gezonder als je gaat sporten. (worden)
A
worden
B
word
C
wordt
D
wort

Slide 10 - Quiz

Sinds wanneer .................. jij van kaas? (houden)
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 11 - Quiz

Ik durf niet naar beneden omdat daar een muis ............. (liggen)
A
liggen
B
lig
C
liggt
D
ligt

Slide 12 - Quiz

(begeleiden) ....................... jij kinderen naar de klas omdat er anders ruzie ..................... (ontstaan)
A
begeleidt-ontstaat
B
begeleid-ontstaan
C
begeleiden -ontstaat
D
begeleid-ontstaat

Slide 13 - Quiz


- zwak  -


- sterk  -
Persoonsvorm verleden tijd 

Slide 14 - Slide

Waar sta jij? Hoeveel denk jij er goed te hebben?
Vervoeg de werkwoorden in de verleden tijd (5 minuten)
1. De baas ________ de omzet van de bar op duizend euro (begroten).
2. De bazin _________ de paden tussen de tafeltjes vanwege de corona crisis (verbreden).
3. Ik _______ mijn collega niet toen zij al die uien moest snipperen (benijden).
4. Alexander _______ bij het zien van het appetijtelijke dessert (kwijlen).
5. Ik ________ het vlees met geurige kruiden en specerijen (aromatiseren).
6. Hij _________ de taartvorm dit keer veel te dik! (bekleden)
7. Zij _______ de soep met bakmeel in plaats van maïzena (binden).
8. De uitzendkracht ________ het ijs met flair en enthousiasme (flamberen).
9. _______  jij gisteren al die uien in je eentje? (pellen)

Slide 15 - Slide

Antwoorden
De baas begrootte de omzet van de bar op duizend euro.
De bazin verbreedde de paden tussen de tafeltjes vanwege de corona crisis.
Ik benijdde mijn collega niet toen zij al die uien moest snipperen. 
Alexander kwijlde bij het zien van het appetijtelijke dessert.
Ik aromatiseerde het vlees met geurige kruiden en specerijen.
Hij bekleedde de taartvorm dit keer veel te dik!
Zij bond de soep met bakmeel in plaats van maïzena.
De uitzendkracht flambeerde het ijs met flair en enthousiasme. 
Pelde jij gisteren al die uien in je eentje? 

Slide 16 - Slide

Instructie 
Persoonsvorm verleden tijd (PVVT)
Hoe zat het ook alweer?

Een werkwoord in de verleden tijd (v.t.) krijgt NOOIT -dt.​



                                                                                


Zwakke werkwoorden:
- 't Kofschip 
Sterke werkwoorden:
- veranderen van klank (zwem-zwom)

Slide 17 - Slide

Opdrachten
Maken Starttaal Compact werkboek blz.  186 t/m 193

Als de opdrachten niet af zijn dan wordt het huiswerk

Slide 18 - Slide

Bedankt voor vandaag!
Tot volgende week...

Slide 19 - Slide