Werkwoordspelling verleden tijd

W
E
L
K
O
M
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

W
E
L
K
O
M

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Korte terugblik op vorige week
- Opwarmertje
- Lesdoel bespreken
- Welke voorkennis heb je nog?
- Instructie
- Feedback


Slide 2 - Slide

Korte terugblik op de vorige les!

Vul in: wat weet je nog over de regels om de persoonsvorm in tegenwoordige tijd (t.t.) goed te kunnen vervoegen?

Slide 3 - Open question

                                              Opwarmertje
Kijk goed naar de geschreven tekst op het bord. Wat valt je op?

Slide 4 - Slide

Wat viel je op aan de geschreven tekst
op het bord?

Slide 5 - Mind map

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:

- Weet je weer hoe je de persoonsvorm in verleden tijd op de juiste manier moet spellen.
- Kun je de werking van ’t exkofschip uitleggen en op de juiste manier toepassen.

Slide 6 - Slide


- zwak ww -


- sterk ww -
Persoonsvorm verleden tijd 

Slide 7 - Slide

Waar sta jij? Hoeveel denk jij er goed te hebben?
Vervoeg de werkwoorden in de verleden tijd (5 minuten)
1. De baas ________ de omzet van de bar op duizend euro (begroten).
2. De bazin _________ de paden tussen de tafeltjes vanwege de corona crisis (verbreden).
3. Ik _______ mijn collega niet toen zij al die uien moest snipperen (benijden).
4. Het was mijn taak om de _________ gerechten af te maken met de juiste garnering (voorbereiden).
5. Alexander _______ bij het zien van het appetijtelijke dessert (kwijlen).
6. Ik ________ het vlees met geurige kruiden en specerijen (aromatiseren).
7. Hij _________ de taartvorm dit keer veel te dik! (bekleden)
8. Zij _______ de soep met bakmeel in plaats van maïzena (binden).
9. De uitzendkracht ________ het ijs met flair en enthousiasme (flamberen).
10. _______  jij gisteren al die uien in je eentje? (pellen)

Slide 8 - Slide

Antwoorden
De baas begrootte de omzet van de bar op duizend euro.
De bazin verbreedde de paden tussen de tafeltjes vanwege de corona crisis.
Ik benijdde mijn collega niet toen zij al die uien moest snipperen. 
Het was mijn taak om de voorbereidde gerechten af te maken met de juiste garnering.
Alexander kwijlde bij het zien van het appetijtelijke dessert.
Ik aromatiseerde het vlees met geurige kruiden en specerijen.
Hij bekleedde de taartvorm dit keer veel te dik!
Zij bond de soep met bakmeel in plaats van maïzena.
De uitzendkracht flambeerde het ijs met flair en enthousiasme. 
Pelde jij gisteren al die uien in je eentje? 

Slide 9 - Slide

Instructie 
Persoonsvorm verleden tijd (v.t.)
Hoe zat het ook alweer?

Een werkwoord in de verleden tijd (v.t.) krijgt NOOIT -dt.​



                                                                                


Zwakke werkwoorden:
- 't -exKofschip | 't sexy-fokschaap
Sterke werkwoorden:
- veranderen van klank (zwem-zwom)

Slide 10 - Slide

Feedback

Slide 11 - Mind map

Bedankt voor vandaag!
Tot volgende week...

Slide 12 - Slide