Les 8 BZT

BZT 1 maart 2021
Les 8
- Terugblik vorige les:
Werkwoordvervoeging tegenwoordige tijd
- Huiswerk: Studiemeter
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

BZT 1 maart 2021
Les 8
- Terugblik vorige les:
Werkwoordvervoeging tegenwoordige tijd
- Huiswerk: Studiemeter

Slide 1 - Slide

Programma
- Werkwoordspelling verleden tijd
en voltooide tijd
- Schrijven:
Inleiding - kern - slot
- Oefening: schrijf voor website

Slide 2 - Slide

Instructie 
Persoonsvorm verleden tijd (v.t.)
Hoe zat het ook alweer?

Een werkwoord in de verleden tijd (v.t.) krijgt NOOIT -dt.​



                                                                                


Zwakke werkwoorden:
- 't -exKofschip | 't sexy-fokschaap
Sterke werkwoorden:
- veranderen van klank (zwem-zwom)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide


- zwak ww -


- sterk ww -
Persoonsvorm verleden tijd 

Slide 5 - Slide

Waar sta jij? Hoeveel denk jij er goed te hebben?
Vervoeg de werkwoorden in de verleden tijd (5 minuten)
1. De baas ________ de omzet van de bar op duizend euro (begroten).
2. De bazin _________ de paden tussen de tafeltjes vanwege de corona crisis (verbreden).
3. Ik _______ mijn collega niet toen zij al die uien moest snipperen (benijden).
4. Het was mijn taak om de _________ gerechten af te maken met de juiste garnering (voorbereiden).
5. Alexander _______ bij het zien van het appetijtelijke dessert (kwijlen).
6. Ik ________ het vlees met geurige kruiden en specerijen (aromatiseren).
7. Hij _________ de taartvorm dit keer veel te dik! (bekleden)
8. Zij _______ de soep met bakmeel in plaats van maïzena (binden).
9. De uitzendkracht ________ het ijs met flair en enthousiasme (flamberen).
10. _______  jij gisteren al die uien in je eentje? (pellen)

Slide 6 - Slide

Antwoorden
De baas begrootte de omzet van de bar op duizend euro.
De bazin verbreedde de paden tussen de tafeltjes vanwege de corona crisis.
Ik benijdde mijn collega niet toen zij al die uien moest snipperen. 
Het was mijn taak om de voorbereidde gerechten af te maken met de juiste garnering.
Alexander kwijlde bij het zien van het appetijtelijke dessert.
Ik aromatiseerde het vlees met geurige kruiden en specerijen.
Hij bekleedde de taartvorm dit keer veel te dik!
Zij bond de soep met bakmeel in plaats van maïzena.
De uitzendkracht flambeerde het ijs met flair en enthousiasme. 
Pelde jij gisteren al die uien in je eentje? 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Schrijven
- publiek
- inleiding-kern-slot
- samenhang
- woordenschat en woordgebruik

Slide 9 - Slide

Opdracht
Website opdracht, zie bij bestanden in Teams

Slide 10 - Slide

Huiswerk
Studiemeter: taalverzorging
Theorie lezen: Samengevat

Slide 11 - Slide