Bijles Lezen THV2

Welkom!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Even kijken...
Wat weet je nog/al van de theorie van 
Lezen THV2?

Slide 2 - Slide

Hoe geef je de hoofdgedachte van een tekst weer?
A
In één of enkele woorden
B
Als één volledige zin
C
Als korte samenvatting van de tekst
D
In drie tot vijf zinnen

Slide 3 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de standaard tekstopbouw?

Slide 4 - Open question

Wat wordt bedoeld met de aanleiding
(voor het schrijven van een tekst)?
A
De reden om een tekst te schrijven
B
Een ander woord voor hoofdgedachte
C
Een (grappig) verhaaltje in de inleiding
D
Het belangrijkste deel van het slot

Slide 5 - Quiz

Hoe noem je de delen van het onderwerp
die in het middenstuk van de tekst besproken worden?
A
deelkopjes
B
deeltitels
C
tussenkopjes
D
deelonderwerpen

Slide 6 - Quiz

Hoe noem je de belangrijkste informatie in een tekst?
A
Deelonderwerp
B
Hoofdzaak
C
Bijzaak
D
Kernzin

Slide 7 - Quiz

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden?

omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is...
A
concluderend
B
oorzakelijk
C
opsommend
D
redengevend

Slide 8 - Quiz

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden?

bovendien, ook, daarnaast, en
A
concluderend
B
oorzakelijk
C
opsommend
D
redengevend

Slide 9 - Quiz

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden?

maar, echter, daarentegen, hoewel, toch
A
concluderend
B
oorzakelijk
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 10 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij
een chronologisch tekstverband?
A
opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van
B
evenals, in vergelijking met, (net) als, zoals
C
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
D
eerst, daarna, vervolgens, ten slotte, in 2015, toen

Slide 11 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij
een samenvattend tekstverband?
A
opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van
B
evenals, in vergelijking met, (net) als, zoals
C
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
D
eerst, daarna, vervolgens, ten slotte, in 2015, toen

Slide 12 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij
een doel-middelverband?
A
opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van
B
evenals, in vergelijking met, (net) als, zoals
C
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
D
eerst, daarna, vervolgens, ten slotte, in 2015, toen

Slide 13 - Quiz

Waaraan herken je een feit?

Slide 14 - Open question

Welk synoniem voor mening ken je?

Slide 15 - Open question

Welke uitspraak over een mening of standpunt is níét waar?
A
Je kunt het ermee eens of oneens zijn
B
Je kunt controleren of het waar of niet waar is
C
Je herkent hem aan woorden als 'ik vind' en 'volgens mij'
D
Het is een uitspraak over wat iemand vindt of hoe iemand ergens over denkt

Slide 16 - Quiz

Welke signaalwoorden voor een argument ken je?
(Het zijn er vier!)

Slide 17 - Open question

Waar let je níét op als je een tekst
kritisch leest?
A
op de deskundigheid van de schrijver
B
op het doel van de tekst
C
op de kritiek die geleverd wordt
D
op de bron

Slide 18 - Quiz

Wat wordt bedoeld met jargon?
A
spreekwoorden
B
vaktermen
C
uitdrukkingen
D
jongerenwoorden

Slide 19 - Quiz

Wie of wat wordt bedoeld met het leespubliek?

Slide 20 - Open question

Waaraan kun je zien voor wie een tekst geschreven is?
Noem vier dingen.

Slide 21 - Open question

Kende je alle gevraagde begrippen al/nog?
A
Natuurlijk!
B
Ja, de meeste wel
C
Ongeveer de helft
D
Nee, ik vond het nog erg moeilijk

Slide 22 - Quiz