herhaling module 4

Lesdoel
herhaling module 4 heden, verleden en toekomst.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesdoel
herhaling module 4 heden, verleden en toekomst.

Slide 1 - Slide

Prijs van tijd
- Individuele prijs van tijd, voor iedereen anders, waar kies je op dat moment voor?
- Algemene prijs van tijd, voor iedereen gelijk, iedereen ontvangt hetzelfde percentage rente. 
Steeds afweging maken, sparen of lenen? 

Slide 2 - Slide

Als de algemene prijs van tijd hoger is dan de individuele prijs van tijd zal de consument sparen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Video

Waar staan de letters CPI voor?
timer
0:30
A
Consumenten Prijs Indexcijfer
B
Consumenten Product Informatie
C
Centrale Prijs Inspectie
D
Collectieve Prijs Introductie

Slide 5 - Quiz


A
In 2016 is het CPI 103
B
In 2016 is het CPI 105
C
In 2016 is het CPI 113

Slide 6 - Quiz

Wat betekent permanent consumptieniveau?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Een balans bevat voorraadgrootheden en de resultatenrekening stroomgrootheden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Voorraad
A
Resultatenrekening
B
Balans

Slide 10 - Quiz

Inkoopkosten
A
Resultatenrekening
B
Balans

Slide 11 - Quiz

Omzet
A
Resultatenrekening
B
Balans

Slide 12 - Quiz

Het eigen vermogen staat
A
debetzijde balans
B
winst - verlies rekening
C
bij vlottende activa
D
creditzijde balans

Slide 13 - Quiz

Pensioensopbouw
Omslagstelsel, geld van de werkende generatie wordt overgeheveld naar de oudere generatie 


Slide 14 - Slide

Kapitaaldekkingsstelsel 
  • bijvoorbeeld bedrijfsspensioen. Afhankelijk van aantal deelgenomen jaren.

Slide 15 - Slide

Waarde- en welvaartsvast
  • Waardevast = uitkeringen stijgen evenveel met inflatie (PIC)

  • Welvaartsvast = uitkeringen stijgen evenveel als  het gemiddelde inkomen (NIC)

Slide 16 - Slide

Bij het omslagstelsel ...
A
betaalt iedereen voor zichzelf
B
zijn uitkeringen waardevast
C
zijn uitkeringen welvaartsvast
D
is er sprake van verplichte solidariteit

Slide 17 - Quiz

Twee beweringen over waardevast/welvaartsvast.

I. Een welvaartsvaste uitkering betekent behoud van koopkracht.
II.Een welvaartsvaste uitkering stijgt altijd meer dan de waardevaste uitkering.

Welke bewering(en) is/zijn juist?
A
Beide zijn goed
B
I is fout en II is goed
C
I is goed en II is fout
D
Beide zijn fout

Slide 18 - Quiz

Wat vonden jullie van deze les?

Slide 19 - Mind map