Blok 4 - les 14 - persoonsvorm en voegwoorden

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

De persoonsvorm is altijd een werkwoord!

1. waar
2. niet waar

lesdoel 1

Ik kan de persoonsvorm in een zin herkennen en benoemen.

De persoonsvorm is altijd een werkwoord!

1. waar
2. niet waar

Wat is het gezegde?

Het gezegde (gez)

Het gezegde bestaat dus uit de persoonsvorm en andere werkwoorden in de zin.

Voorbeeld: Ik heb oliebollen gegeten.

Pv= heb         rest van het gezegde= gegeten

Het hele gezegde is dus: heb gegeten.

Zoek in de volgende zinnen de persoonsvorm.

De school is dicht.

We spelen het liefst Monopoly.

Soms kun je geen vraagzin gebruiken

Wie speelt in de tuin?

Wie gaat er winnen?

Wie pakt het cadeau uit?

Als de vraagzin of van enkelvoud naar meervoud of andersom niet werkt?

Hoe gaat het met jou?

Wanneer loop jij naar Amsterdam?

Hoe laat is het?

verander de tijd (tegenwoordige tijd - verleden tijd)

Hoe lopen de dieren door het bos?

verander de tijd (tegenwoordige tijd - verleden tijd)

LESDOEL 2

Ik weet dat je van twee zinnen één zin kunt maken met voegwoorden.

Welk voegwoord komt in de zin?

Hij is boos op jou,   ..... mokt hij.

1. of
2. maar
3. want
4. dus

Welk voegwoord komt in de zin?

Ik  heb nu geen tijd, ...... straks wel.

1. of
2. maar
3. want
4. dus

Maak van twee zinnen één zin!

Ik kocht een beeldje. Ik had er genoeg geld voor.

Taal

Les 14 - blz. 80

Juf leg het uit.

leerkracht.juniorcloud.nl