Verwijswoorden

Verwijswoorden
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verwijswoorden

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
*Aan het einde van de les kunnen de studenten in eigen woorden uitleggen wanneer je welk verwijswoord gebruikt.
*Aan het einde van de les kunnen de studenten ten minste drie voorbeelden van moeilijke verwijswoorden opnoemen.

Slide 2 - Slide

Waarom belangrijk?
¨Een kind is op de achterbank van de auto een boek aan het lezen. Het vraagt aan zijn moeder wat in het boek staat dat op haar schoot ligt.¨
*Wat is er mis met deze zin? Op wiens schoot ligt dat boek?
*Examen schrijven, spreken en gesprekken -> Moeilijke verwijswoorden gebruiken en niet te veel fouten maken.
*Examen lezen en luisteren -> Moeilijke verwijswoorden begrijpen.

Slide 3 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Deze
Hij
Zijn
Dat
Het
Hun

Slide 4 - Drag question

Overzicht

Slide 5 - Slide

De-woorden: mannelijk of vrouwelijk?
*Zoek op in een woordenboek.

Slide 6 - Slide

Het huis werd in 1936 gebouwd, maar
. . . stortte vorig jaar in.

Slide 7 - Open question

. . . auto (m) staat daar elke dag geparkeerd.

Slide 8 - Open question

De commissie (v) controleert of . . . beleid goed wordt uitgevoerd.

Slide 9 - Open question

Meervoud: zij, ze, hen of hun?
Voor personen:
*Zij, ze -> Voor de meeste gevallen.
*Hen -> Na een voorzetsel of als lijdend voorwerp: Geef je de cadeaus aan hen? Jantje belt hen vandaag op.
*Hun -> Als bez. vnw. of als meewerkend voorwerp: Wat is hun adres? Geef je hun een cadeautje?
Voor niet-personen:
*Alleen ¨ze¨ -> De rekeningen zijn binnen. Ik heb ze al betaald.

Slide 10 - Slide

Veel bejaarden waren erg eenzaam. Daarom werd voor . . . een uitvoerig kerstdiner georganiseerd.
A
hun
B
zij
C
hen
D
hullie

Slide 11 - Quiz

Wanneer de kleinkinderen naar hun oma gingen, kregen . . . soms een knisperende handdruk van haar.
A
hen
B
hun
C
zullie
D
zij

Slide 12 - Quiz

Moeilijke verwijswoorden
*Daarbij -> De postbode kon het pakketje niet bezorgen, want de brievenbus was te klein. Daarbij waren de bewoners niet thuis.
*Hiermee -> Truus heeft een nieuwe auto gekocht. Hiermee rijdt ze nu elke dag naar haar werk.
*Daarom -> Veel horecaondernemers hebben hun restaurant coronaproof ingericht. Daarom moet het kabinet de horeca heropenen.
*Erover -> De moord was wereldnieuws; iedereen praatte erover.
Opvallend: steeds een bijwoord met een voorzetsel samen!

Slide 13 - Slide

Verzin zelf nog eens twee moeilijke verwijswoorden.

Slide 14 - Mind map

Er was file in de stad. . . . ben ik te laat voor de les.

Slide 15 - Open question

Bij mij in de straat ligt een stoeptegel los. Iedereen struikelt . . ..

Slide 16 - Open question

. . . houd jij jouw spreekbeurt?

Slide 17 - Open question

Op 6 december vertrekt Sinterklaas (m) weer naar Spanje. Op                   stoomboot (m) neemt                     dan al                           pieten mee. De Nederlanders gaan vervolgens allemaal op pad om een kerstboom (m) te kopen. Voor                           is het namelijk belangrijk dat                    een mooie kerstboom (m) hebben.                willen                      er op tijd bij zijn. Wanneer                kerstboom (m) dan in huis is, worden de mooiste kerstballen                  
gehangen.                      zet men een schitterende piek (v) op de boomtop (m).
Daarbij
Daarom
zij
zij
hij
hen
zijn
die
erin
zijn

Slide 18 - Drag question

Afsluiting
*Zet een tweet in de chat (kort berichtje) van wat je vandaag geleerd hebt. Gebruik hierbij ten minste één moeilijk verwijswoord.

*Oefen zelf in NU Nederlands met verwijswoorden op bladzijde 212. Heb je dat boek niet? Dan stuur ik een scan in de chat.

Slide 19 - Slide