Escribir sobre la comida y la bebida en español
Wat aten de Spanjaarden steeds / vaak tijdens het feest?
Wie maakten dat klaar? (preparar)
Waar aten zij dit (op straat, thuis, ergens anders?)
Is dit een typisch ... gerecht?
Leg uit wat het was (ingrediënten).
Welke ingredienten zaten er in? (ser, hay o estar?
Heb je het geproefd / gegeten? Vond je het lekker? Waarom (niet)? (estar rico/a)
WELKE VERLEDEN TIJD GEBRUIK JE IN DEZE ALINEA? WAAROM?