Johan de Witt PRO - Nederlands thema Hobby's les 3

Nederlands thema Hobby's - les 3
Lesdoel:
* Je herhaalt de (moeilijke) woorden die al eerder zijn behandeld.
* Je leert 4 nieuwe woorden.
* Je herhaalt t.t., v.t., enkelvoud en meervoud.
* Je oefent met het vinden van de persoonsvorm door een vraagzin te maken. 
* Je maakt tekst 3 van lezen en herhaalt daarbij de theorie van thema 1 t/m 7.
* Je maakt zelf een aankondiging bij opdracht 3 van Schrijven. 

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Nederlands thema Hobby's - les 3
Lesdoel:
* Je herhaalt de (moeilijke) woorden die al eerder zijn behandeld.
* Je leert 4 nieuwe woorden.
* Je herhaalt t.t., v.t., enkelvoud en meervoud.
* Je oefent met het vinden van de persoonsvorm door een vraagzin te maken. 
* Je maakt tekst 3 van lezen en herhaalt daarbij de theorie van thema 1 t/m 7.
* Je maakt zelf een aankondiging bij opdracht 3 van Schrijven. 

Slide 1 - Slide

Moeilijke woorden
De activiteit
Wat er te doen is of waar je mee bezig bent.



Slide 2 - Slide

Moeilijke woorden
De hobby
Dat wat je graag in jouw vrije tijd doet.

Slide 3 - Slide

Moeilijke woorden
De interesse
Dat wat je leuk vindt en waar je meer over wilt weten.

Slide 4 - Slide

Moeilijke woorden
Ontspannen
Heel rustig zijn en je prettig voelen.

Slide 5 - Slide

Moeilijke woorden
Het plezier
Iets leuk vinden.

Slide 6 - Slide

Moeilijke woorden
Het talent
Als je iets uit jezelf goed kunt.

Slide 7 - Slide

Moeilijke woorden
De tijdsbesteding
Hoe jij jouw tijd doorbrengt.

Slide 8 - Slide

Moeilijke woorden
Uitgaan
Ergens voor jouw plezier heengaan, bijvoorbeeld naar een café. 

Slide 9 - Slide

Moeilijke woorden
De vereniging
Een groep van mensen die samen iets willen doen
of bereiken. 

Slide 10 - Slide

Moeilijke woorden
Het concert
Een muziekoptreden, van bijvoorbeeld een zangeres 
of band.

Slide 11 - Slide

Moeilijke woorden - herhaling
Creatief
Goed zijn in het maken of verzinnen van nieuwe dingen.



Slide 12 - Slide

Moeilijke woorden
Het evenement
Een gebeurtenis voor een groot publiek.

Slide 13 - Slide

Hoe jij jouw tijd doorbrengt
A
De tijdsbesteding
B
De hobby
C
Het plezier
D
De vereniging

Slide 14 - Quiz

Het talent...
A
Iets leuk vinden
B
Dat wat je leuk vindt en waar je meer over wil weten.
C
Als je iets uit jezelf goed kunt.
D
Goed zijn in het maken of verzinnen van nieuwe dingen.

Slide 15 - Quiz

Ergens voor jouw plezier heengaan, bijvoorbeeld naar een café.
A
De hobby
B
Uitgaan
C
De tijdsbesteding
D
De activiteit

Slide 16 - Quiz

Een gebeurtenis voor een groot publiek.
A
Het concert
B
De activiteit
C
Het evenement
D
De hobby

Slide 17 - Quiz

Goed zijn in het maken of verzinnen van nieuwe dingen
A
Ontspannen
B
Interesse
C
Talent
D
Creatief

Slide 18 - Quiz

Spelling & Grammatica
De persoonsvorm
De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in een zin.
De persoonsvorm is het werkwoord dat vervoegd is (en dus bij een persoon hoort).

Je kunt de persoonsvorm op 3 manieren vinden:
1. Zet de zin in een andere tijd (t.t. » v.t. óf v.t. » t.t.)
2. Verander de zin van aantal (enkelvoud » meervoud óf meervoud » enkelvoud)
3. Maak van de zin een vraagzin

Slide 19 - Slide

Spelling & Grammatica
De persoonsvorm
1. Zet de zin in een andere tijd (t.t. » v.t. óf v.t. » t.t.)

De jongens gaan elke week uit in Amsterdam.
De jongens gingen elke week uit in Amsterdam.

Slide 20 - Slide

Spelling & Grammatica
De persoonsvorm
2. Verander de zin van aantal (enkelvoud » meervoud óf meervoud » enkelvoud)

Het meisje traint één keer in de week.
De meisjes trainen één keer in de week. 

Slide 21 - Slide

Spelling & Grammatica
De persoonsvorm
3. Maak van de zin een vraagzin

Ik ga niet vaak naar een concert.
Ga ik niet vaak naar een concert?



Slide 22 - Slide

Maak van deze zin een vraagzin:
Ik ga vandaag naar school.

Slide 23 - Open question

Maak van deze zin een vraagzin:
Wij houden van pizza.

Slide 24 - Open question

Maak van deze zin een vraagzin:
Mijn broertje is schattig.

Slide 25 - Open question

Maak van deze zin een vraagzin:
De juf houdt van sporten.

Slide 26 - Open question

Maak van deze zin een vraagzin:
Het concert was leuk.

Slide 27 - Open question

Spelling & Grammatica
Maken... 
* Spelling & Grammatica: opdracht 4
* Lezen: opdracht 3
* Schrijven: opdracht 3


Klaar?
Studiemeter: Via Starttaal online Thema Hobby's 


Slide 28 - Slide

Wat heb je tijdens deze les geleerd?

Slide 29 - Open question

Hoe ging deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll