3mavo H3 Lezen Smakelijk eten

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Doel
Je kunt de signaalwoorden vinden in de tekst.
Je kunt de verbanden juist benoemen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

De eerste alinea noem je de inleiding.
Je maakt kennis met het onderwerp.

Hoe maak je hier kennis met het onderwerp?
A
door voorbeelden
B
door een uitleg van de opbouw
C
door een korte samenvatting
D
door de mening van de schrijver

Slide 4 - Quiz

Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
Verschillende smaken
B
Smaak
C
Hoe komt het dat we van smaak verschillen?
D
Lekker eten

Slide 5 - Quiz

Smaak

Slide 6 - Mind map

Welke signaalwoorden voor een opsomming zie je staan in de inleiding?
Noteer de woorden in de volgorde van de tekst.

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

'Proeven doe je met je tong.' is de kernzin
van deze alinea.

Wat staat er in de rest van deze alinea?
A
voorbeelden
B
een uitleg
C
een mening
D
een anekdote

Slide 9 - Quiz

Wat zijn smaakpapillen?
Schrijf een correcte zin.
Haal je antwoord uit de tekst.

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Wat is een synoniem voor 'tevens'?
A
maar
B
want
C
ook
D
omdat

Slide 12 - Quiz

'Tevens' is een signaalwoord voor een
A
opsomming
B
tegenstelling
C
uitleg
D
voorbeeld

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide



Umami is
A
een smaak
B
een smaakversterker
C
zout
D
zoet

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Bedenk een tussenkopje voor alinea 1 t/m 4.
Je maakt dus één tussenkopje.

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Welke vraag wordt beantwoord in welke alinea?
Sleep de vraag naar die alinea.
Alinea 1
Alinea 2
Alinea 3
Alinea 4
Alinea 5
Hoe proef je?
Wat zijn smaakpapillen?
Welke smaken proeven smaakpapillen?
Waar zitten de smaakpapillen?
Wat speelt nog meer een rol bij proeven?

Slide 19 - Drag question

Slide 20 - Slide

Wat is de kernzin van alinea 6?
A
Op deze....zich smaak.
B
Zo ontstaat...gewend is.
C
In de ..... voor smaken
D
Hoewel iedereen.....eigen smaakvoorkeur.

Slide 21 - Quiz

Welke signaalwoorden voor een tegenstelling staan er in alinea 6?

A
zo omdat
B
hoewel toch
C
begin maar
D
niet gelijk

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

In alinea 7 staat een opsomming.
Waar is dit een opsomming van?
Schrijf een correcte zin.

Slide 24 - Open question

Wat is het verband tussen
alinea 6 en 7?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
vraag (alinea 6) en antwoord (alinea 7)
D
begrip (alinea 6) en voorbeeld (alinea 7)

Slide 25 - Quiz

‘Smakelijk eten’ (titel)
Welke zin uit de tekst past het best bij deze titel?
A
B
C
D

Slide 26 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
emotioneren

Slide 27 - Quiz

Ik heb de signaalwoorden
in de tekst kunnen vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Ik heb de verbanden in de tekst
goed kunnen benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Slide 30 - Slide