havo 3 week 46

H3 semaine 46
U2 : Le Français... voilà pourquoi !
À Faire : trainer afmaken,/ au cahier:U2 : 8 tm 13
• leren : werkwoorden avoir/etre savoir en en – er in présent passé composé en imparfait & apprendre 1 -3

A: les buts de la semaine
F: en classe:  comment apprendre le vocabulaire et les verbes? 

D: :on reprend le verbe: SAVOIR 
B: la semaine dernière : le texte / on corrige 3-6
C: comment poser une question en français? 
1 / 40
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

H3 semaine 46
U2 : Le Français... voilà pourquoi !
À Faire : trainer afmaken,/ au cahier:U2 : 8 tm 13
• leren : werkwoorden avoir/etre savoir en en – er in présent passé composé en imparfait & apprendre 1 -3

A: les buts de la semaine
F: en classe:  comment apprendre le vocabulaire et les verbes? 

D: :on reprend le verbe: SAVOIR 
B: la semaine dernière : le texte / on corrige 3-6
C: comment poser une question en français? 

Slide 1 - Slide

je leert :
 De voordelen van Frans kunnen spreken.
Je kunt een tekst op een website over een Nederlandse voetballer in Frankrijk begrijpen.
Je kunt een gesprek begrijpen bij een balie.
Vertellen over je toekomstplannen en het profiel dat je gaat kiezen.
Reageren op een bericht en daarbij iets over jezelf vertellen.


Les buts de la semaine : de doelen van deze week

Slide 2 - Slide

274.000.000
A
mensen spreken Frans op de wereld
B
hebben frans als eerste taal op de wereld
C
is Parijs in vierkante meter
D
stokbroden worden er per dag gegeten

Slide 3 - Quiz


In meer dan .... landen wordt Frans gesproken.
A
10
B
20
C
30
D
40

Slide 4 - Quiz

in 2050 zullen meer dan 700 miljoen mensen Frans spreken. Frans zal dan de :
A
meest gesproken taal op aarde zijn
B
op één na meest gesproken taal op aarde zijn
C
de tiende meest gesproken taal op aarde zijn
D
frans is helemaal geen wereldtaal. Dat zijn Spaans Engels en Chinees

Slide 5 - Quiz



In welke gevallen is het handig om Frans te spreken (meerdere antwoorden mogelijk):
A
Frans klinkt heel romantisch als je het meisje/de jongen van je dromen ontmoet
B
Als je geïnterviewd wordt in het Frans
C
In spoedgevallen
D
Dat is altijd handig!

Slide 6 - Quiz



Wereldwijd wordt meer Duits gesproken dan Frans:
A
vrai
B
faux

Slide 7 - Quiz



Je dois vous dire un secret:
Welk geheim vertelt Vincent aan het begin van de vlog?
A
Alle Fransen hebben een snor maar we eten niet de hele dag baguettes
B
Niet alle Fransen hebben een snor maar we eten wel de hele dag baguettes
C
Niet alle Fransen hebben een snor en we eten niet de hele dag baguettes
D
Alle Fransen hebben een snor en we eten inderdaad de hele dag baguettes

Slide 8 - Quiz



Le français...




Le français...


A
est la langue la plus parlée par les financiers du monde entier (is de taal die het meest gesproken wordt in de hele financiële wereld)
B
est la 34ème langue la plus parlée pour le commerce sur internet (is de 34e meest gesproken taal voor de internethandel)
C
est la quatrième langue la plus parlée sur internet (is de vierde meest gesproken taal op internet)

Slide 9 - Quiz



En Afrique :
A
la moitié de la population totale parle français (spreekt de helft van de totale bevolking frans)
B
la moitié des francophones du monde habitent en Afrique (de helft van alle franstaligen van de wereld woont in Afrika)
C
il y a quatre fois plus de francophones qu'ailleurs dans le monde (zijn er 4 keer meer franstaligen dan elders in de wereld)
D

Slide 10 - Quiz


3 artiesten van Afrikaanse afkomst:
Baloji
Black M
Maître Gims

Slide 11 - Slide

0

Slide 12 - Video

Slide 13 - Link

B en classe: on lit ensemble  Le français voilà pourquoi et Un rêve d'ado' , après on corrige... (eerst samen lezen / daarna corrigeren)

Slide 14 - Slide

B en classe: on corrige   Un rêve d'ado
Exercice 4 - Mise en route ~ vocabulaire Déménager à l’étranger
À partir de la semaine prochaine, je ne vivrai plus ici. Ma famille et moi, nous allons habiter dans un pays étranger . C’est peut-être positif un rêve (2) pour beaucoup de jeunes, mais pas pour moi ! Je déteste les changements. Il faut apprendre à parler une autre langue et  se faire des amis (3) parce que je serai loin de mes copains d’ici : c’est à une distance de 800 kilomètres !  Comme notre nouvelle maison ne sera pas encore prête, on aura un autre  hébergement pendant le premier mois, c’est une toute petite maison. Il faut donc déménager deux fois ! Honnêtement je n’ai pas du tout envie de partir. Comment je vois mon avenir? Dès mes 18 ans, je reviendrai habiter dans mon pays, c’est sûr !




Exercice 5 - Compréhension globale
1 Wie = over Sil
 Wat = voetballen in het buitenland
 Waar = Parijs, Frankrijk en in de vakanties in Nederland.
2 moeilijke kanten - difficile
 taal - le français, langues
 vakantiebesteding - pendant les vacances
 inkomsten - salaire, argent de poche, gagne, l’argent
 toekomstplannen - l’avenir, devenir le meilleur joueur de foot au monde
3 Heb je veel contact met teamgenoten? Zijn er nog meer mensen in je team uit Nederland?
4 1 Is het niet moeilijk?
 2 Ga je vaak naar Nederland?
 3 Heb je al je eigen vliegtuig?
Exercice 6 - Compréhension détaillée
1 a faux
 b vrai
 c faux
 d faux
2 positief Het gastgezin is aardig, hij heeft snel nieuwe vrienden gemaakt.
 negatief Hij mistte zijn ouders en vrienden erg, alles was anders.
3 Sil denkt dat zijn lerares Frans in Nederland trots op hem zal zijn, omdat hij zich nu goed redt in het Frans.
4 B
5 a Hij vraagt dit omdat er altijd gedacht wordt dat voetballers veel geld verdienen en zich dus een
eigen vliegtuig zouden kunnen veroorloven.
 b ‘Nee, jammer genoeg niet. Omdat ik nog jong ben, krijg ik geen salaris. Alleen wat zakgeld en kost en inwoning.
 c B
6 Hij wil graag in het eerste van PSG gaan spelen en de beste voetballer ter wereld worden. Maar vooralsnog geniet hij erg van het avontuur.
7 Je savais tout de suite que ça pourrait être une belle opportunité.
 Les gens ne savent pas que je n’ai pas de salaire.
8 hoe hij is gescout, toekomst, vakanties
9 a mais = maar tegenstelling
 b parce que = omdat reden
 c en plus = bovendien opsomming
 d et = en opsomming
 e comme = omdat reden















Slide 15 - Slide

B en classe: on corrige  Le français voilà pourquoi et Un rêve d'ado
Exercice 5   1 Wie = over Sil  / Wat = voetballen in het buitenland
Waar = Parijs, Frankrijk en in de vakanties in Nederland.
2 moeilijke kanten - difficile   / taal - le français, langues
 vakantiebesteding - pendant les vacances
 inkomsten - salaire, argent de poche, gagne, l’argent
 toekomstplannen - l’avenir, devenir le meilleur joueur de foot au monde
3 Heb je veel contact met teamgenoten? Zijn er nog meer mensen in je team uit Nederland?
4 1 Is het niet moeilijk?
 2 Ga je vaak naar Nederland?
 3 Heb je al je eigen vliegtuig?



Exercice 6 - Compréhension détaillée
1 a faux
 b vrai
 c faux
 d faux
2 positief Het gastgezin is aardig, hij heeft snel nieuwe vrienden gemaakt.
 negatief Hij mistte zijn ouders en vrienden erg, alles was anders.
3 Sil denkt dat zijn lerares Frans in Nederland trots op hem zal zijn, omdat hij zich nu goed redt in het Frans.
4 B
5 a Hij vraagt dit omdat er altijd gedacht wordt dat voetballers veel geld verdienen en zich dus een
eigen vliegtuig zouden kunnen veroorloven.
 b ‘Nee, jammer genoeg niet. Omdat ik nog jong ben, krijg ik geen salaris. Alleen wat zakgeld en kost en inwoning.
 c B
6 Hij wil graag in het eerste van PSG gaan spelen en de beste voetballer ter wereld worden. Maar vooralsnog geniet hij erg van het avontuur.
7 Je savais tout de suite que ça pourrait être une belle opportunité.
 Les gens ne savent pas que je n’ai pas de salaire.
8 hoe hij is gescout, toekomst, vakanties
9 a mais = maar tegenstelling
 b parce que = omdat reden
 c en plus = bovendien opsomming
 d et = en opsomming
 e comme = omdat reden















Slide 16 - Slide

B  en classe: on corrige  Un rêve d'ado
ex. 6 -  1 a faux / b vrai  / c faux  / d faux
2 positief Het gastgezin is aardig, snel nieuwe vrienden gemaakt.
 negatief Hij mistte zijn ouders en vrienden erg, alles was anders.
3 Sil denkt dat zijn lerares Frans in Nl trots op hem zal zijn, hij redt zich in het Frans.
4 B  / 5 a omdat  voetballers veel geld verdienen en zich dus een eigen vliegtuig zouden kunnen veroorloven.
 b ‘Nee, jammer genoeg niet.  geen salaris( jong) welzakgeld en kost en inwoning.
 c B
6 Hij wil graag in het 1evan PSG gaan spelen en de beste voetballer ter wereld worden. Maar vooralsnog geniet hij erg van het avontuur.
7 Je savais tout de suite que ça pourrait être une belle opportunité. Les gens ne savent pas que je n’ai pas de salaire.
8 hoe hij is gescout, toekomst, vakanties
9 a mais = maar tegenstelling /b parce que = omdat reden /c en plus = bovendien
 d et = en opsomming
 e comme = omdat reden















Slide 17 - Slide

C: Poser une question : een vraag stellen
In het Frans zijn er vier manieren om een vraag te stellen. 
Maak met behulp van de volgende slides een aantekening in je aantekeningenschrift!

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

qui = wie
où = waar
comment = hoe
quand = wanneer
combien = hoeveel

Slide 22 - Slide

D: savoir - weten
neem deze rijtjes over in je aantekeningenschrift!
Neem de volgende rijtjes over in je aantekeningenschrift

je sais - ik weet
tu sais- jij weet
il sait- hij weet
elle sait - zij weet
nous savons- wij weten
vous savez- jullie weten/ u weet
ils/elles  savent- zij weten
PRÉSENT : tegenwoordige tijd

Slide 23 - Slide

Passé composé : VTT 
Neem de volgende rijtjes over in je aantekeningenschrift

De PASSÉ COMPOSÉ (VTT)
j'ai su - ik heb geweten
tu as su - jij hebt geweten
il a su - hij heeft geweten
elle a su - zij heeft geweten
on a su - men heeft geweten
nous avons su- wij hebben geweten
vous avez su - jullie hebben geweten
vous avez su - u heeft geweten 
imparfait : VT  
recept : NOUS - vorm min ONS + uitgangen imparfait
je savais- ik wist
tu savais- jij wist
il savait - hij wist
elle savait - zij wist 
nous savions - wij wisten
vous saviez - jullie wisten
vous saviez- u wist
ils/elles savaient - zij wisten

Slide 24 - Slide

D: savoir - weten
neem deze rijtjes over in je aantekeningenschrift!
passé composé                                           imparfait
j'ai su   - ik heb geweten                               je savais - ik wist
tu as su - jij hebt geweten                           tu savais - jij wist
il a su - hij heeft geweten                            il savait - hij wist
elle a su - zij heeft geweten                        elle savait - zij wist 
on a su - men heeft geweten                      on savait - men wist
nous avons su- wij hebben geweten    nous savions- wij wisten
vous avez su - jullie hebben gewete   vous saviez - jullie wisten
vous avez su - u heeft geweten             vous saviez- u wist
ils ont su - zij hebben geweten             ils savaient - zij wisten
elles ont su- zij hebben geweten       elles savaient- zij wisten

let op ! later in dit hoofdstuk komt de FUTUR erbij. 
Savoir heeft een onregelmatige stam in de futur : SAUR +  uitgangen:  ai/as/a/ons/ez/ont  en vertaal je met ZULLEN WETEN : je saurai- ik zal weten
FUTUR PROCHE 
je vais savoir - ik ga weten
tu vas savoir -je gaat weten
il va savoir- hij gaat weten
elle va savoir- zij gaat weten
on va savoir- men gaat weten
nous allons savoir- wij gaan weten
vous allez savoir- jullie/ u gaat weten
ils/elles vont savoir: zij gaan weten
FUTUR SIMPLE
je saurai - ik zal weten
tu sauras- jij zult weten
il saura - hij zal weten
elle saura - zij zal weten
on saura - men zal weten
nous saurons- wij zullen weten
vous saurez - jullie zullien weten/ u zal weten
ils /elles sauront - zij zullen weten

Slide 25 - Slide

Je n'ai jamais ... que le français était si utile.
A
sais
B
savoir
C
su
D
savais

Slide 26 - Quiz

Tu ........ parler français?
A
savoir
B
su
C
sais
D
savais

Slide 27 - Quiz

'Je ne ... pas que le français était ta langue préférée. ( wist)
A
sait
B
su
C
sais
D
savais

Slide 28 - Quiz

Les jeunes français ... très bien parler anglais. (weten)
A
sait
B
savent
C
savons
D
savez

Slide 29 - Quiz

Quand j'étais petit je ne ... pas encore parler une autre langue. (wist)
A
sais
B
sait
C
su
D
savais

Slide 30 - Quiz

La semaine passée ma soeur ... me convaincre d'aller jouer une partie de tennis avec elle sous la pluie. (heeft geweten)
A
sait
B
sais
C
a su
D
saura

Slide 31 - Quiz

Mon meilleur ami a 21 ans, mais il ne ... pas encore conduire une voiture. (hij weet/ kan)
A
savait
B
saura
C
sait
D
a su

Slide 32 - Quiz

Nous voulons ... où se trouve le parking gratuit. (weten)
A
su
B
savons
C
saurons
D
savoir

Slide 33 - Quiz

Comment apprendre le verbe savoir?
  • savoir is onregelmatig. stap 1 : oefen de présent door met verbuga
  • leer het voltooid deelwoord uit je hoofd (SU) nu kun je ook de passé composé maken!
  • Om de imparfait te maken heb je de nous-vorm van de présent nodig! nous savons. Haal er -ons vanaf en plak er de uitgangen achter van de imparfait : de l'imparfait: je savais - ik wist
  • Leer ook de uitgangen van de imparfait uit je hoofd: -ais|-ais|-ait|-ions|-iez|-aient.
  • Zorg dat je weet wat deze tijd betekent: ik wist of kon .
  • Futur simple: regelmatige stam of niet? Nee, regelmatig zou zijn: hele ww + uitgangen. Stam = saur. Uitgangen wel. Leer ook deze uit je hoofd: -ai|-as|-a|-ons|-ez|-ont.
  • Zorg dat je weet wat deze tijd betekent: ik zal weten of ik zal kunnen.
  • Savoir betekent kunnen bij iets wat je geleerd hebt, een vaardigheid. Kun jij zwemmen? = Tu sais nager? Vaardigheden zoals skieën, autorijden, Engels spreken, hockeyen, etc. 

Slide 34 - Slide

Een paar uitdrukkingen met savoir:

le savoir faire: de knowhow
le savoir-vivre: de levenswijsheid, weten hoe je                           je moet gedragen
le savoir: de kennis
savoir par coeur: uit het hoofd weten
Va savoir!: zie daar maar eens achter te komen
à savoir: namelijk
sachez que: U moet weten dat ...
un je ne sais quoi de ... : iets van ..
je n'en sais rien: ik weet er niks van

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Link

Slide 37 - Slide

comment apprendre?
Het is de bedoeling dat je elke week woordjes en werkwoordjes leert bij Frans.
Hoe pak je dat aan? 

Slide 38 - Slide

hoe leer jij woordjes
niet, ik leer alleen voor een toets en dan is er paniek
ik leer heel lang met een online programma zoals studygo
ik leer af en toe even met studygo, ik schrijf niet
ik leer eerst schrijvend daarna met studyho
ik leer schrijvend, daarna met het blaadje (hardop) en daarna studygo

Slide 39 - Poll

hoe leer je werkwoordjes
met studygo net als woordjes
eerst schrijven dan met studygo
met verbuga
eerst schrijven dan verbuga
anders namelijk

Slide 40 - Poll