Les 19/20 mei

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Enkelvoudige zin = 1 pv (= hoofdzin)
Samengestelde zin = 2 of meer pv's 
HZ - HZ = nevengeschikte zin
 HZ-BZ / BZ-HZ = ondergeschikte zin

Hulpmiddel: voegwoord (nevenschikkend/onderschikkend)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Een zinsdeel is dus pas een zinsdeelzin als er een persoonsvorm in staat

Slide 5 - Slide

Zinsdeel of zinsdeelzin?
Je moet meteen naar huis komen, "zodra de training voorbij is."

Slide 6 - Slide

Zinsdeel of zinsdeelzin?
"Het jongste meisje uit dit gezin" krijgt van haar broers veel aandacht. 

Slide 7 - Slide

Zinsdeel of zinsdeelzin?
"Wat Jan jou wijsmaakt", heeft hij zelf verzonnen. 

Slide 8 - Slide

Zinsdeel of zinsdeelzin?
De zomers worden steeds warmer "door een toename van zonnestraling."

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wie in de toekomst op Mars gaat wonen, kan niet terugreizen naar de aarde.

Slide 14 - Slide

Aan de slag
1. Maak de opdrachten van de Planning Zinsdeelzinnen op online Nieuw Nederlands (lees zo nodig de theorie nog eens door op blz. 148)
2. Maak het oefenmateriaal Grammatica (Magister: huiswerk donderdag 21 mei) en lever de antwoorden bij Opdrachten (Oefenmateriaal) in Teams neem zo nodig  de theorie nog eens door in de Brug (achterin Nieuw Nederlands)
3. Bekijk de filmpjes (Magister: huiswerk donderdag 21 mei)

Slide 15 - Slide

Kun je nu zinsdeelzinnen herkennen en benoemen?

Slide 16 - Slide