This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Docent
Slide 2 - Slide
Du hast 3 min für:
Je hebt 3 min om:
jas uit
mobiel in je tas staat op stil
laptop gesloten op tafel
boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00
Als de timer is gestopt zie ik iedereen in stilte de woordjes van Lektion 1, 2, 3 blz. 48-49 schrijven.
Slide 3 - Slide
Wörter Lektion 1, 2, 3 + Redemittel
schreiben
timer
10:00
Slide 4 - Slide
Wörter abfragen
Slide 5 - Slide
Was machen wir heute?
Wörter schreiben und abfragen
An die Arbeit
Quiz
Abschluss
Slide 6 - Slide
Lernziel
aan het einde van de les weet je welke onderdelen voor de toets je al goed beheerst en waar je nog beter voor moet oefenen, doordat je test jezelf maakt en een quiz speelt.
Slide 7 - Slide
An die Arbeit
Machen online:
Test jezelf + woordtrainer Kapitel 1.1
Test jezelf + woordtrainer Kapitel 1.2
Test jezelf + woordtrainer Kapitel 1.3
Wie? De eerste 10 minuten in stilte
Fertig? Schrijf de getallen in het Duits op (blz. 20)
timer
15:00
Slide 8 - Slide
De stam van een werkwoord in het Duits is?
A
de ik-vorm (ich)
B
het hele werkwoord
C
het hele werkwoord min -n
D
het hele werkwoord min -en
Slide 9 - Quiz
timer
2:00
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
st
t
en
t
en
e
Slide 10 - Drag question
Welke uitgang krijgt -du als de stam van het werkwoord op een s-klank eindigt?
st
t
en
e
Slide 11 - Poll
Wat is de juiste uitgang van het werkwoord spielen in de volgende zin:
.................... du fußball?
A
spiel
B
spielt
C
spielst
D
spielen
Slide 12 - Quiz
Wat is de juiste uitgang van het werkwoord suchen in de volgende zin:
Ich ..........................einen Supermarkt.
A
suche
B
sucht
C
suchen
D
such
Slide 13 - Quiz
Wat is de juiste uitgang van het werkwoord heißen in de volgende zin:
Mein Bruder ...................... Johan.
A
heißt
B
heiße
C
heißen
D
heiß
Slide 14 - Quiz
Wat is de juiste uitgang van het werkwoord kochen in de volgende zin?
Frau Müller, was..................Sie heute Abend?
A
kocht
B
kochen
C
kochst
D
koche
Slide 15 - Quiz
Wat is de juiste uitgang van het werkwoord machen in de volgende zin?
Was....................ihr am Samstagabend?
A
machen
B
mache
C
macht
D
mach
Slide 16 - Quiz
Schrijf de Duitse vertaling van de rijtjes!
timer
5:00
Slide 17 - Slide
Ik...........(zijn) 13 jaar.
Slide 18 - Open question
Ihr............(hebben) ein schönes Haus.
Slide 19 - Open question
.............(hebben)du ein Haustier?
Slide 20 - Open question
Wir ................(hebben) ein Hund.
Slide 21 - Open question
..............Sie alt?
Slide 22 - Open question
Ingo ..............14 Jahre alt.
Slide 23 - Open question
Lernziel
aan het einde van de les weet je welke onderdelen voor de toets je al goed beheerst en waar je nog beter voor moet oefenen, doordat je test jezelf maakt en een quiz speelt.
Slide 24 - Slide
Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
na mijn startsignaal: inpakken
zitten blijven tot de bel gaat- stil
dan: klaar :)
Slide 25 - Slide
Hausaufgaben
Lernen:
Für die Klassenarbeit
Slide 26 - Slide
Tschüss 😁
Tschüss und bis Morgen!!
Slide 27 - Slide
Termine 1v1
Opdrachten tijdens de les zoveel mogelijk maken.
Plezier tijdens de les afwisselen met spelvormen.
Naar elkaar luisteren als er iemand aan het woord is.
Aardig zijn voor elkaar. Niet uitlachen, geen spullen van elkaar pakken. Elkaar in de waarde laten.