Verbanden en signaalwoorden

Verbanden en signaalwoorden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Verbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Vorige les:
De langste zin, met zoveel mogelijk voegwoorden (want, doordat, omdat, en , daardoor, maar, hoewel).

Deze voegwoorden kunnen twee zinnen aan elkaar verbinden

Slide 2 - Slide

Enkelvoudige zinnen
Ik heb geen tijd. Ik ben druk bezig met huiswerk.

Hij eet niks. Hij vindt het niet lekker.

Ze gaat naar die horrorfilm. Ze houdt er niet van.
Samengestelde zin
Ik heb geen tijd, want ik ben druk bezig met huiswerk.

Hij eet niks, omdat hij het niet lekker vindt.

Ze gaat naar die horrorfilm maar ze houdt er niet van.

Slide 3 - Slide

Voegwoorden->signaalwoorden
Voegwoorden geven ook een signaal:
- een tegenstelling
- een reden
- een oorzaak / gevolg
- een opsomming
- een voorbeeld

Slide 4 - Slide

Voorbeelden
Ik ben ziek, maar ik ben op school.
Vanmiddag ga ik sporten en huiswerk maken. Ook ga ik nog even de hond uitlaten.
Het eerste uur was ik er niet, want ik moest naar de tandarts.
Er stond een lange file, vanwege een gekantelde vrachtwagen.
Een andere plek in de klas zou fijn zijn, bijvoorbeeld achterin.
De appel at ik helemaal op, hoewel hij niet echt lekker was.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Link

Welkom!
Pak vast je schrift, lesboek en leesboek....

....en start met lezen.

Slide 8 - Slide

Vandaag:
 Slakken......


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Tekst lezen klassikaal
- Waar gaat deze tekst over, denk je?

- Uit hoeveel alinea's bestaat deze tekst?

Slide 11 - Slide

Vragen
Op welke manier is deze tekst ingeleid?

Kies uit: door middel van.....
-een aanleiding
-een of meerdere vragen stellen
-een voorbeeld geven
-een anekdote te vertellen

Slide 12 - Slide

Moeilijke woorden
Wat is een synoniem voor 'amper' (regel 16)?

Slide 13 - Slide

Moeilijke woorden
Wat betekent 'biodiversiteit' (regel 19)?

Slide 14 - Slide

Moeilijke woorden
Bedenk een synoniem voor 'gissen' (regel 21)?

Slide 15 - Slide

Moeilijke woorden
Bedenk een synoniem voor 'verorberen' (regel 28)?

Slide 16 - Slide

Welke tegenstelling zie je in alinea 3?

Aan welk signaalwoord kun je dat zien?

Slide 17 - Slide

Vraag over de laatste alinea:         
a) Hoeveel manieren worden er genoemd om iets tegen slakken te doen?

b) Welke manieren zijn dat? Goed lezen! Maak onderscheid tussen hoofd- en bijzaken, dus kijk goed of het een uitleg/toelichting is bij wat ervoor genoemd is.

Slide 18 - Slide

Antwoorden laatste vraag.    :
1) Maak je tuin aantrekkelijk voor padden, egels, lijsters en loopkevers, de natuurlijke vijanden van de slak dus.
2) Je kunt bittere en sterk geurende planten, zoals vingerhoedskruid of monnikskap in je tuin zetten.
3) Koffiegruis, eierschalen of cacaodoppen op de grond leggen.
4) Een stuk karton op de grond leggen.
5) Geef je planten ’s morgens water. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide