Klas 1 - Werkwoordelijk gezegde

WELKOM

Bij Nederlands
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

WELKOM

Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

10 min. 
lezen
(of je gedicht uit je hoofd leren) 

Slide 2 - Slide

Vandaag

  • Gedichten
  • Uitleg werkwoordelijk gezegde (blz. 212) 
  • Maken opdr. 1 t/m 6

Slide 3 - Slide

Vorige week:










Raadgedichten.nl

Slide 4 - Slide

Gedichten
  • Wat vonden jullie van de workshop?
  • Elke les drie leerlingen die voordragen
  • Gedicht kiezen of zelf schrijven (12 regels)
  • Schema: zie studiewijzer magister (bij je eigen klas)

Slide 5 - Slide

Antwoord:
Tekeningen

Slide 6 - Slide

Gedicht van de dag










Raadgedichten.nl

Slide 7 - Slide

Wat ga je leren vandaag?
Het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden

Slide 8 - Slide

Antwoord:
Flapperen

Slide 9 - Slide

Grammatica woordsoorten
Werkwoordelijk gezegde (blz. 212)

Slide 10 - Slide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.


  • Let op: het woordje te voor een heel werkwoord en delen van een scheidbaar werkwoord (bijv. ik stap uit) horen ook bij het gezegde!





Slide 11 - Slide

Opdrachtje
Wat is in deze zinnen het werkwoordelijk gezegd? Schrijf het op! Je hebt 2 minuten. 

  1. Ik heb veel te doen vandaag
  2. Bij de volgende bushalte stapt mevrouw de Bever uit 
  3. De postbode heeft het pakketje vanmiddag afgeleverd 








Slide 12 - Slide

Voorbeeldzinnen
Wat is in deze zinnen het werkwoordelijk gezegd? Schrijf het op! Je hebt 2 minuten. 

  1. Ik heb veel te doen vandaag
  2. Bij de volgende bushalte stapt mevrouw de Bever uit 
  3. De postbode heeft het pakketje vanmiddag afgeleverd 








Slide 13 - Slide

Vul maar in:
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit 1) .......................... in een zin. De 2) ............ hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde. Het werkwoordelijk gezegde kan uit 3).................... werkwoord bestaan. Het woordje ........ en ............. horen ook bij het werkwoordelijk gezegde.

Slide 14 - Slide

Maken:
Werkwoordelijk gezegde: opdr. 1, 2  en 4 (blz. 212)

Slide 15 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?
Hoe je het werkwoordelijk gezegde in een zin vindt

Donderdag/vrijdag: starten we met gedichten voordragen, dus kijk in het schema wanneer je aan de beurt bent!

Slide 16 - Slide