1 kgt Oefenen Bloktoets Blok 4

Vandaag

- Oefenen voor de toets
- Bespreken huiswerk
- Zelfstandig werken
- Afsluiten


Maandag repetitie Blok 4





1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vandaag

- Oefenen voor de toets
- Bespreken huiswerk
- Zelfstandig werken
- Afsluiten


Maandag repetitie Blok 4





Slide 1 - Slide

Oefenen voor de toets van maandag
We gaan alvast de onderdelen grammatica en spelling oefenen.... heb je ze alvast geleerd?
Komt 'ie!

Slide 2 - Slide

Grammatica
Hieronder staan drie zinnen. Verdeel de zinnen in zinsdelen. Zet een schuine streep / tussen de zinsdelen.


1 Deze zomer gaan we met de hele familie naar Frankrijk.
2 Frankrijk is een heerlijk vakantieland.
3 Mijn opa en oma hebben daar een vakantiehuis.

timer
5:00

Slide 3 - Slide

Grammatica
Hieronder staan twee bouwplannen. Maak een goede zin met elk bouwplan. Je hoeft alleen de zin te noteren.

1 wie of wat doet het? wat gebeurt er? waar? wat?
                                     … kreeg … …

2 wie of wat doet het? wat gebeurt er? waar? wat?
                                       … zien … …



timer
5:00

Slide 4 - Slide

Grammatica
Hieronder staan twee zinnen. Voer in elke zin de getalproef uit.
1 Noteer de veranderde zin.
2 Noteer wat het onderwerp is in de eerste zin.


a Mijn broer logeert deze vakantie bij mijn oom.
b Van mijn tante kreeg mijn zusje een tweedehands fiets.



Slide 5 - Slide

Spelling
Hieronder staan drie zinnen. Spel in elke zin de persoonsvorm op de juiste manier in de verleden tijd.

1 De broers ... (wedden) dat ze zouden winnen bij voetbal.
2 De jager ... (richten) zijn geweer op het hert.
3 Gisteren ... (balen) de fietsers van de regen.




Slide 6 - Slide

Spelling
Hieronder staan drie zinnen. Spel in elke zin het voltooid deelwoord op de juiste manier.


1 Heb je dit verhaal helemaal zelf ... (bedenken)?
2 De verslaafde heeft de aangeboden hulp ... (weigeren).
3 Dit jaar zijn er op het kruispunt veel ongelukken ... (gebeuren).



Slide 7 - Slide

Spelling
Hieronder staan drie zelfstandige naamwoorden. Kies bij elk zelfstandig naamwoord de juiste spelling van het meervoud.

een ree, twee ...
 A reeen
 B rees
 C ree's
 D reeën

een kluis, twee ...
 A kluizen
 B kluisen
 C kluissen
 D kluizzen

een bak, twee ...
 A baken
 B bakken
 C baks
 D bakkens

Slide 8 - Slide

Spelling
Hieronder staan drie woorden. Kies in elk woord de juiste spelling.


vle...ten
 A g
 B gg
 C ch
a...terdeur
 A g
 B gg
 C ch

bru...en
 A g
 B gg
 C ch

Slide 9 - Slide

Huiswerk bespreken
Hoe herken je eenvoorzetsel ook alweer?
Waar kan een voorzetsel naar verwijzen?

De huiswerkopdrachten waren:

Blok 5, grammatica blz. 225
Maken: Opdracht 13 en 14

Slide 10 - Slide

Aan de slag
Blz 227, Blok 5, Spelling:
Maken: opdracht 16

13, 14 (huiswerk)


Slide 11 - Slide

Over Taal
Lees de zin hieronder. Welk schooltaalwoord past het best in de zin?

In de discussie kwam ... naar voren dat iedereen zijn eigen mening mag hebben.

A de garantie
B de dosis
C het argument
D de relatie

Slide 12 - Slide

Over Taal
Lees de zin hieronder. Geef de betekenis van het onderstreepte woord.
  
 Laatst was er een stroomstoring en de hele stad zat zonder licht.

Slide 13 - Slide

Over Taal
Lees de zin hieronder. Wat betekent hof hier? Kies de betekenis die in de zin past.

Keizer Karel de Grote vond het belangrijk dat hij veel geleerde mensen aan zijn hof had.

A boerenerf
B gerechtshof
C stuk bebouwd land of tuin
D paleis en huishouden van een vorst


D: paleis en huishouden van een vorst

Slide 14 - Slide

Over Taal
Wat betekent de uitdrukking:  in de aap gelogeerd zijn?

A in een grappige situatie terechtkomen
B in een vervelende situatie beland zijn
C in een vreemde omgeving slapen
D in een hotel je niet thuis voelen



B: in een vervelende situatie beland zijn

Slide 15 - Slide

Over Taal




Lees het stukje tekst. Wat betekent: door de bomen het bos niet meer zien?
Leid de betekenis af.


Slide 16 - Slide

Over Taal
Lees de zin hieronder. Bedenk een situatie waarin je deze uitdrukking kunt gebruiken.
  
 Hans legt de lat wel erg hoog.




Een zin waaruit blijkt dat Hans veeleisend is/hoge doelen stelt:

- Hans is niet snel tevreden
- Hans maakt het zichzelf erg moeilijk

Slide 17 - Slide




Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
En van alinea 3?
1 In een goed antwoord worden de woorden ‘taal’ en ‘ontstaan’ genoemd, bijvoorbeeld: ontstaan van de taal

2 In een goed antwoord wordt het woord ‘regels’ genoemd, bijvoorbeeld: regels (van de (nieuwe) taal)

timer
3:00

Slide 18 - Slide

Lezen
Hieronder staan twee situaties beschreven. Geef bij elke situatie aan welke leesmanier je kiest.

1 Stel je voor: je moet een presentatie houden over de Tweede Wereldoorlog in
 Nederland. Je broer heeft een krantenartikel over een oud-verzetsstrijder
 voor je uitgeknipt. Je wilt weten of er iets in staat wat je kunt gebruiken.

2 Stel je voor: je moet een werkstuk maken over vitaminen. In de krant vind je
 op de pagina Gezondheid een lange tekst. Je wilt weten waar de tekst over
 gaat.

  1. zoekend lezen
  2. verkennend lezen


Slide 19 - Slide

Lezen
Stel je voor: je komt een interessant artikel tegen over jouw favoriete popgroep. 

Noteer drie deelonderwerpen waarover jij graag zou willen lezen.



Een antwoord is goed als er drie deelonderwerpen genoemd worden die met een popgroep te maken hebben, bijvoorbeeld: oprichting, hits, solocarrières bandleden.
Een deelonderwerp mag niet te globaal of gedetailleerd zijn (maximaal drie woorden).

Slide 20 - Slide

Aan de slag
Doe je niet mee met oefenen voor de toets? Dan:

Optie 1: leren voor de repetitie van maandag 
Optie 2: werken in Numo
Optie 3: Lezen in je leesboek

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Link