Hieronder staan twee situaties beschreven. Geef bij elke situatie aan welke leesmanier je kiest.
1 Stel je voor: je moet een presentatie houden over de Tweede Wereldoorlog in
Nederland. Je broer heeft een krantenartikel over een oud-verzetsstrijder
voor je uitgeknipt. Je wilt weten of er iets in staat wat je kunt gebruiken.
2 Stel je voor: je moet een werkstuk maken over vitaminen. In de krant vind je
op de pagina Gezondheid een lange tekst. Je wilt weten waar de tekst over
gaat.