verwijswoorden

Opdracht 4
1 Hofnarren/komieken in de middeleeuwen.
2 De nar vermaakte de koning of koningin. Daardoor verminderde het aantal afgehakte hoofden. Hij trad vaak op tijdens maaltijden. Hij kon van een lagere klasse opklimmen tot aan het hof. Lichamelijke misvorming was een pluspunt.
3 de lezer informeren
4 a De titel past voor een deel bij de inhoud van de tekst, want in de tekst wordt onder andere verteld wat de rol van de nar is. Er wordt nog iets meer over de nar verteld. Dat komt niet in de titel voor.
 b Eigen titel. Bijvoorbeeld: Hofnarren.
5 Een hofnar klom vaak vanuit de lagere klasse op tot aan het hof en vermaakte de vorst en andere mensen aan het hof.

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Opdracht 4
1 Hofnarren/komieken in de middeleeuwen.
2 De nar vermaakte de koning of koningin. Daardoor verminderde het aantal afgehakte hoofden. Hij trad vaak op tijdens maaltijden. Hij kon van een lagere klasse opklimmen tot aan het hof. Lichamelijke misvorming was een pluspunt.
3 de lezer informeren
4 a De titel past voor een deel bij de inhoud van de tekst, want in de tekst wordt onder andere verteld wat de rol van de nar is. Er wordt nog iets meer over de nar verteld. Dat komt niet in de titel voor.
 b Eigen titel. Bijvoorbeeld: Hofnarren.
5 Een hofnar klom vaak vanuit de lagere klasse op tot aan het hof en vermaakte de vorst en andere mensen aan het hof.

Slide 1 - Slide

Opdracht 5
1 Eerste geld / Eerste munten / Eerste betaalmiddelen.
2 De zin is een bijzaak. In de zin wordt toegelicht waar de Romeinen het idee voor de zilveren munt vandaan hadden.
3 Eigen werk. Bijvoorbeeld: Een koe was de standaard voor de ruilhandel tot de as de eerste erkende munt van het Romeinse Rijk werd. De as had de waarde van een koe. Er kwamen verschillende munten voor verschillende eenheden.
4 De lezer informeren.
5 Eigen antwoord. Bijv.: De koe bepaalde de waarde van de eerste Romeinse munten na de ruilhandel.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

lees het verhaaltje
Mag zij mee?
Zij draaide zich om. Was zij het? Die ze in de verte aan zag komen? Met een betraand gezicht vertelde ze aan haar wat haar ouders besloten hadden. 'Erg jammer, dat het niet mag,' zei ze ontroerd.
Zij lieten het er echter niet bij zitten. Samen gingen ze opnieuw het gesprek aan met haar ouders.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Stukje uit Pinkeltje

Pinkeltje zat voor zijn muizenholletje achter de etenskast en keek in de lege kamer.
‘Tik-tik-tik,’ tikte de grote klok. Telkens als de slinger van de klok heen en weer ging, zei de klok ‘tik.’ Maar wat was dat? Opeens ging de slinger veel langzamer en toen... hoorde Pinkeltje het tikken niet meer. Wat werd het nu stil in de kamer.
‘O, o,’ dacht Pinkeltje, ‘als de klok nu niet meer tikt, weten de vader en de moeder niet meer, hoe laat het is en dan gaat alles verkeerd in het grote huis.’
Pinkeltje riep gauw alle vijf de muisjes en zei: ‘Muisjes, we moeten de klok weer aan het tikken maken, anders gaat het niet goed in het grote huis, dan komt het eten te laat en gaat de vader te laat naar zijn werk en de kindertjes gaan te laat naar bed.’



Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Ga nu zelf oefenen
Blok 4 
opdrachten 
6 en 7
blz 208

Slide 9 - Slide

Opdracht 6
 a Wie zijn nog maar 24 maanden oud?
  Antwoord: Peuters (r. 7)
 b Wat hadden de kinderen nog nooit eerder gezien?
  Antwoord: dingen (r. 11)
 c Wie proberen te achterhalen welke factoren van invloed zijn op een vroege ontwikkeling van creativiteit?
  Antwoord: De onderzoekers (r. 13)
 d Wat is een paar maanden geleden aan de universiteit van Berkeley uitgevoerd?
  Antwoord: het onderzoek (r. 17).
 e Waar concludeerde men dat volwassenen nog veel van kinderen kunnen leren?
  Antwoord: aan de universiteit van Berkeley (r. 18)
 f Wie lukt dat?
  Antwoord: Peuters (r. 19)
 g Wie beschikken over een aangeboren vermogen om hoeveelheden en aantallen goed in te schatten?
  Antwoord: De onderzochte jongetjes en meisjes (r. 28-29)
 h Wie namen deel aan het experiment?
  Antwoord: De 4- tot 6-jarige kinderen (r. 31)
 i Wie lukt het om wiskundige vraagstukken moeiteloos op te lossen?
  Antwoord: Sommige kinderen (r. 33)
 j Wat is bijzonder?
  Antwoord: toch lukte het hen om wiskundige vraagstukken moeiteloos op te lossen. (r. 34)

Slide 10 - Slide