Woordenschatquiz blok 1 en 2

Woordenschat
nieuwsbegrip woordenschat
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordenschat
nieuwsbegrip woordenschat

Slide 1 - Slide

Welke woorden zou ik allemaal moeten kennen?
Je woordenschat breid je uit door veel te lezen: boeken, kranten, tijdschriften, enz. 
Hoe hard heb jij gewerkt aan je woordenschat afgelopen tijd? 
Dat gaan we de komende lessen testen!
Blijkt je woordenschat niet helemaal op niveau? Geen stress, maak de opdrachten in de digitale methode van op niveau nog eens een keer!

Slide 2 - Slide

Deze bloem komt het mooiste uit in een ranke vaas.

A
ranke = grote
B
ranke = kleine
C
ranke = smal en lang
D
ranke = vreemde

Slide 3 - Quiz

Met deze code kunt u uw account activeren.
A
activeren = kraken
B
activeren = hacken
C
activeren = afsluiten
D
werkzaam maken

Slide 4 - Quiz

Wat past op de puntjes?
Veel bedrijven gaan vanwege de lockdown in deze coronacrisis .....
A
activeren
B
failliet
C
verwerven
D
suggereren

Slide 5 - Quiz

We zijn allemaal heel benieuwd hoe dat verder loopt.
Wat is een homoniem voor loopt?
A
zich ontwikkelt
B
voortbeweegt (met de benen)
C
in werking is
D
zich uitstrekt in een bepaalde richting

Slide 6 - Quiz

Munt is een homoniem, want het
A
is het tegenover-gestelde van kop
B
heeft twee verschillende betekenissen

Slide 7 - Quiz

Mijn oma heeft meestal een zonnebril op, omdat ze niet tegen … licht kan.
A
fel
B
vel

Slide 8 - Quiz

Sacha kon niks verstaan in de … van woorden die de zwerver sprak.

A
brij
B
brei

Slide 9 - Quiz

De bokser gaat de ring niet in zonder zijn … .
A
bidje
B
bitje

Slide 10 - Quiz

De schipper meerde netjes aan bij de … .
A
stijger
B
steiger

Slide 11 - Quiz

Het is niet leuk om iemand om de tuin te luizen.
Dit is een verhaspeling omdat:
A
je iemand om de tuin leidt en erin luist.
B
je iemand als een aap luist (en niet om de tuin luist)

Slide 12 - Quiz

In de woorden 'autobiografie', 'autodidact' en 'autofocus' is 'auto' steeds een:
A
achtervoegsel
B
afleiding
C
voorvoegsel
D
verwijswoord

Slide 13 - Quiz

Wat nu?
Heb je het niet helemaal goed gemaakt? Maak dan de opdrachten bij blok 1 en 2 nog een keer!

Slide 14 - Slide