Voorbereiding interview schoolvakken, waar je goed/slecht in bent, wat je wilt worden en waarom

La langue française cours 14 période 2 en ligne
Deze les:
- Voorbereiden interview
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

La langue française cours 14 période 2 en ligne
Deze les:
- Voorbereiden interview

Slide 1 - Slide

Uit je hoofd? Hoe vertaal je quelle est ta matière préférée?

Slide 2 - Open question

Engels
Frans
Duits
Nederlands
L'anglais
Le français
L'allemand
Le néerlandais

Slide 3 - Drag question

Wiskunde
Geschiedenis
Biologie
Natuurkunde
Scheikunde
economie
L'économie
La chimie
L'histoire
Les maths
les sciences physiques
La biologie

Slide 4 - Drag question

Geef antwoord op de vraag ''Quelle est ta matière préférée?''

Slide 5 - Open question

Doorvragen = Pourquoi? 
Parce que = omdat
(J'aime la biologie parce que je suis fort en biologie)
Car = Want 
(Le français est ma matière préférée car j'aime la langue)
C'est pourqoi = dat is waarom
Je suis nul en maths, c'est pourquoi j'aime l'anglais

Slide 6 - Slide

Vertaal: ik ben goed in
A
Je suis nul(le) en
B
Je suis fort(e) en

Slide 7 - Quiz

Hoe zeg je dan ik ben slecht in?

Slide 8 - Open question

Futur simple (BLZ 38  Tekstboek)
De Futur Simple is de toekomende tijd. 
In het Nederlands is het ''zullen + werkwoord'', bijvoorbeeld ik zal geven.
Je maakt de Futur Simple op de volgende manier:
  • Je neemt het hele werkwoord  -->  Donner (geven)
  • Je plakt de uitgang van avoir er achter (j'ai, tu as,  il a,  nous avons, vous avez, ils ont)
  • Ik zal geven: je donnerai.        Wij zullen geven: nous donnerons 

Slide 9 - Slide

Ik zal eindigen
Jij zal eindigen
Zij zal eindigen
Wij zullen eindigen
Jullie zullen eindigen
Zij zullen eindigen
Vous finirez
Elle finira
Je finirai
Nous finirons
Ils finiront
Tu finiras

Slide 10 - Drag question

Futur Simple: onregelmatige werkwoorden (BLZ 38 TB)
De volgende werkwoorden zijn onregelmatig:
  • Être -> Je serai = ik zal zijn
  • Avoir -> J'aurai = ik zal hebben
  • Faire -> Je ferai = ik zal doen/maken
  • Aller -> J'irai = ik zal gaan
  • Pourvoir -> Je pourrai = ik zal kunnen
  • Vouloir -> Je voudrai = ik zal willen
  • Voir -> Je verrai = ik zal zien
  • Devoir - > Je devrai = ik zal moeten
  • Savoir = Je saurai = ik zal weten

Slide 11 - Slide

Stam onregelmatige ww  futur simple
Verras
devras
feras
voudras
pourras
sauras
iras
seras
auras
avoir - hebben, tu
être - zijn, tu
savoir - weten, tu
devoir -moeten, tu
vouloir - willen, tu
faire -  maken/doen, tu
aller - gaan, tu
pouvoir - kunnen, tu
Voir- zien , tu

Slide 12 - Drag question

Interview + Futur
Je kan de Futur Simple gebruiken bij het interview (dat moet)
Voorbeeld:
  • Qu'est-ce que tu veux faire plus tard?
(wat wil je later doen?)
  • Je ferai des études scientifiques
(ik zal later een natuurkundige opleiding doen)
  • Tu auras quelles matières au lycée?
(welke vakken zul je hebben in de bovenbouw?)
  • J'aurai  le français, l'anglais, le néerlandais, l'économie, l'histoire, les maths et la biologie 

Slide 13 - Slide

Noem iets wat je later
wilt worden/wilt gaan doen
+ een 3 argumenten waarom

Slide 14 - Mind map

Zelf maken: 
  1. Je gaat met de ideeën die je zojuist hebt opgeschreven zelf een aantal vragen bedenken die je kan stellen over iemands schoolvakken + toekomstplannen
  2. Je gaat voor jezelf antwoorden opschrijven die over jezelf gaan + de argumenten . Hierbij gebruik je de ideeën die je zojuist hebt opgeschreven. 
  3. Dit doe je in het werkblad dat bij het huiswerk op Magister staat

Slide 15 - Slide

Ik kan na deze les goed opweg met het voorbereiden voor het interview
Ja heel goed
Best goed
Een beetje
Nee

Slide 16 - Poll