2. Lidwoord (lw): de, het, een. Hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord.
de, het = bepaald lidwoord (blw) De fiets. Het paard.
een = onbepaald lidwoord (olw) Een mens.
3. Zelfstandig naamwoord (zn): een mens, dier, plant, ding of gevoel. Bijv. de liefde.
ook eigennamen. Bijv. Piet, Rotterdam, Maas.
meestal: ev/mv - verkleinwoord - de, het, een voorzetten.