Samengestelde zinnen_het verkeer_paars

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Samengestelde zinnen

Van twee zinnen één zin maken.

Van twee zinnen kun je één zin maken:

Met een voegwoord:

en

maar

of

dus

want

Nog meer voegwoorden:

omdat

als

Twee zinnen met en, want, maar, of, dus:

Er verandert niets aan de volgorde van de zin.

Voorbeeld 1: en

Ik zie een fiets. Ik zie een auto. 

Ik zie een fiets en ik zie een auto. 

Voorbeeld 2: want

Ik neem de bus. Ik ben moe. 

Ik neem de bus want ik ben moe. 

Voorbeeld 3: maar

Ik zie een bus. Ik zie geen auto. 

Ik zie een bus, maar ik zie geen auto. 

Voorbeeld 4: of

Ik kom met de bus. Ik kom met de fiets. 

Ik kom met de bus of ik kom met de fiets. 

Voorbeeld 5: dus

Het regent. Ik neem de auto. 

Het regent dus ik neem de auto.

Ik heb een nieuwe fiets. Ik ben heel blij. (en/maar/want/of/dus)

Ik zie een auto. Ik zie een trein. (en/maar/want/of/dus)

Het regent de hele dag. Ik ga toch met de fiets. (en/maar/want/of/dus)

Ik ga met de bus. Het regent hard. (en/maar/want/of/dus)

De bus stopt vlakbij school. Ze gaat altijd met de fiets. (en/maar/want/of/dus)

Ze gaat met de fiets. Ze neemt de bus. (en/maar/want/of/dus)

Andere voegwoorden

Bij alle andere voegwoorden verandert de volgorde. 

De persoonsvorm gaat naar achteren.

Voorbeeld 1: omdat

Ik neem de bus. Ik ben moe. 

Ik neem de bus omdat ik moe ben.

voorbeeld 2: als

Ik neem de trein. De bus is te laat.

Ik neem de trein als de bus te laat is.

Tom neemt de trein. Hij gaat naar Antwerpen. (omdat én als)

De auto stopt. Het is rood. (omdat én als)

Mijn broer komt met de fiets. De bus komt niet. (omdat én als)

Ik stop , ____ het rood is.

1. omdat
2. want

Ik rijd door, _____ het is groen.

1. omdat
2. want

Ik kom met de fiets. De bus komt niet. (omdat)

Ik stop. Het is rood. (als)

Ik neem de trein. Ik ga naar Antwerpen. (want)

De fietser fietst op het fietspad. De man wandelt op het voetpad. (en)

Ik neem de bus. Ik kom met de fiets. (of)

Ik zie een fietspad. Ik zie geen fietser. (maar)

Maak 2 zinnen en voeg deze samen tot een samengestelde zin.

Maak 2 zinnen en voeg deze samen tot een samengestelde zin.

Maak 2 zinnen en voeg deze samen tot een samengestelde zin.

Maak 2 zinnen en voeg deze samen tot een samengestelde zin.