Grammatica curus 5 - les 4 samengestelde zinnen

WELKOM!
timer
5:00
Jas aan de kapstok, telefoon in de koffer.
Neem rustig plaats
Op tafel: Leesboek en laptop (dicht!)
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WELKOM!
timer
5:00
Jas aan de kapstok, telefoon in de koffer.
Neem rustig plaats
Op tafel: Leesboek en laptop (dicht!)

Slide 1 - Slide

VANDAAG

  • stil lezen
  • praten over je boek
  • lesdoel
  • instructie
  • zelfstandig werken
  • evalueren

Slide 2 - Slide

VANDAAG

  • stil lezen
  • praten over je boek
  • lesdoel
  • instructie
  • zelfstandig werken
  • evalueren
timer
8:00

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

lesdoel
Aan het eind van de les weet ik wat samengestelde zinnen zijn en kan ik deze ook herkennen.

Slide 5 - Slide

Instructie
In teksten kunnen losse en samengestelde zinnen staan. Samengestelde zinnen bestaan uit twee losse zinnen die aan elkaar geplakt zijn. Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen:

Slide 6 - Slide

Instructie
Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen:
losse zinnen                                                 samengestelde zinnen   
       
Annelies bestelt een tosti.                         Annelies bestelt een tosti en Bernd wil een broodje gezond.      
Bernd wil een broodje gezond.              
                                         
Ik leg mijn mobiel in de woonkamer.     Ik leg mijn mobiel in de woonkamer, zodat ik niet wordt afgeleid.              
Ik word niet afgeleid bij het leren.                                                                                                

Het regent.                                                   Omdat het regent, is de wedstrijd afgelast.                        
De wedstrijd is afgelast. 






Slide 7 - Slide

Instructie
In een samengestelde zin, staat ook vaak een voegwoord. 
Een voegwoord is een woord waarmee je zinnen aan elkaar plakt.
Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus. 
 Vaak staat het voegwoord tussen de twee zinnen, maar het kan ook vooraan staan. (Bij welke zin zag je dat daarnet?)

Slide 8 - Slide

Instructie
Nog een paar voorbeelden:

Slide 9 - Slide

Toepassen
Ik heb geen zin in de les.
Ik ben moe.

Ik wil niet op de fiets naar school.
Mijn band is lek. 
  • Ik heb geen zin in de les, want ik ben moe. 
  • Omdat ik een lekke band heb, wil ik niet op de fiets naar school. 

Slide 10 - Slide

Toepassen
Jullie gaan aan het werk in Nieuw Nederlands, cursus 5 - paragraaf 4 samengestelde zinnen.

Deze les maken jullie de opdrachten 1 tot en met 4 helemaal af. 

Slide 11 - Slide

Evaluatie
Welk cijfer geven jullie deze les?
Heb je de stof goed begrepen?
Wat ging nog niet zo goed?

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide