This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.
Items in this lesson
Welkom
- 'Leidinggeven lunch'
- Komende 2 periodes
- Boek FD FLK 2
- Periode 1 & 2 > theorie + EXAMENS
- Periode 3 > HERKANSING
Slide 1 - Slide
Les
Wat gaan we doen?
Periode 1&2 theorie en oefenen
Periode 3&4 examen afleggen, een week lang in de keuken
Slide 2 - Slide
Les
Profieldeel P2-K2
P2-K2-W1 : Begeleidt en stuurt lerende medewerkers aan
P2- K2-W2: Plant en verdeelt werkzaamheden
P2-K2-W3 : Voert gesprekken met medewerkers
Slide 3 - Slide
Waar hebben we het de vorige keer over gehad? Wat hebben we gedaan?
Slide 4 - Mind map
Doelstellingen:
Na behandeling van hoofdstuk 7 kun je:
Medewerkers instructies en opdrachten geven;
Medewerkers motiveren;
Feedback geven en ontvangen;
Slide 5 - Slide
Opdrachten en instructies geven
Instructie:
Laten zien hoe iets moet, inclusief mondelinge/schriftelijke uitleg.
Opdracht:
Vragen aan medewerker of hij bepaalde handeling/activiteit uitvoert, waardoor bepaald resultaat bereikt wordt.
Aanwijzing:
Opdrachten/instructies toelichten, uitleggen, ondersteunen of voordoen.
Slide 6 - Slide
Instructies
'Bak een ei' is niet voldoende als je wilt dat het ei in roomboter met de sunny side up moet worden gebakken.
Slide 7 - Slide
Aandachtspunten bij instructies geven
1. Inventariseren beginsituatie
Welke kennis en vaardigheden zijn al aanwezig bij medewerker.
2. Bepalen waar en wanneer je instructie geeft.
Rustig moment en rustige ruimte
Beschikbaarheid apparatuur
Beschikbaarheid benodigde medewerkers
Beschikbaarheid tijd
Relevantie
3. Didactiek bepalen
Stappenplan (logische volgorde)
Wat wil medewerker leren (einddoel)
Houd instructive kernachtig
Slide 8 - Slide
Instructies
Waar moet je aan denken als je een instructie geeft?
Welke kennis/vaardigheden is/zijn reeds aanwezig bij de medewerker (beginsituatie).
Wanneer moet de instructie plaatsvinden (tijdstip).
Waar moet de instructie plaats vinden (plaats).
Welke materialen heb je nodig bij de instructie.
Welke volgorde in handelingen pas je toe bij de instructie.
Wat wil ik de persoon leren.
Hoe leert de in te werken persoon.
Slide 9 - Slide
Enkelvoudige opdrachten
Je vertelt enkel welk resultaat bereikt moet worden. (eventuele randwaarden als kosten en tijd)
Medewerker krijgt vrijheid voor eigen invulling hoe hij of zij het resultaat wilt bereiken.
Samengestelde opdrachten
Je vertelt precies en gedetailleerd wat er moet gebeuren en welk doel er bereikt moet worden.
De medewerker volgt de route die jij hebt uitgestippeld. De route is bepaald.
Slide 10 - Slide
Maken
Opdracht 7.04 en 7.05
Slide 11 - Slide
Samen
Lezen blz. 139 t/m 141
Slide 12 - Slide
Motiveren medewerkers
Motivatietheorie van Maslov
Slide 13 - Slide
Motiveren medewerkers
7.6 Motiveren van medewerkers
Motivatietheorie van Herzberg
Onderscheidt twee factoren die een verschillende rol spelen bij motivatie:
Intrinsieke motivatie (satisfiers) > motivatie uit zichzelf
Extrinsieke motivatie (dissatisfiers) > motivatie van buitenaf
Slide 14 - Slide
Instrinsieke motivatie
komt uit jezelf
Je wilt iets zelf, bijvoorbeeld omdat je het heel leuk vindt!
Extrinsieke motivatie
komt door mensen om je heen
Dingen van buiten jezelf motiveren je iets te doen!
Slide 15 - Slide
Intrinsieke motivatie
Komt van binnenuit
Denk aan:
Wilskracht
Gedrevenheid
Doel
Slide 16 - Slide
Extrinsieke motivatie
Komt van buitenaf
Denk aan:
Deadlines
Sociale status
Geld
Slide 17 - Slide
Intrinsiek
Extrinsiek
Je wilt supergraag profvoetballer worden
Je moet van je ouders hoge cijfers halen!
Je vrienden dragen een bepaald merk waardoor jij deze kleding ook wil!
Je doet extra je best bij Engels, omdat je later een reis door Amerika wilt maken!
Je doet mee aan een sport omdat je prijzen wilt winnen!
Slide 18 - Drag question
Aan welke woorden denk jij bij FEEDBACK?
Slide 19 - Mind map
Evalueren, feedback en reflecteren
Feedback = terugkoppeling
Gaat over de manier waarop iemand zich gedraagt/handelt, niet over de persoon zelf!
Positieve en negatieve feedback
complimenten werken beter dan kritiek
Feedback op inhouds- en betrekkingsniveau
het is (veel ) belangrijker wie feedback geeft en hoe hij dat doet, dan de inhoud
van de feedback
Slide 20 - Slide
Evalueren, feedback en reflecteren
Tips feedback geven
Praat vanuit jezelf (ik-boodschap)
Geen oordeel of interpretatie
Geef alleen feedback op gedrag (gedrag kun je veranderen, karakter niet)
Geef suggesties voor verandering
Geef tijdig feedback
Doseer feedback
Kies juiste omstandigheden/stemming
Vraag toestemming feedback te geven
Vraag of feedback klopt
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Evalueren, feedback en reflecteren
Vormen van feedback:
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Je collega is vandaag een kwartier te vroeg naar huis gegaan. Jij moest zijn werk afmaken. Je hebt daar in het weekend vaak aan gedacht, want je vond het niet eerlijk. Wat zeg je tegen jouw collega als je hem weer ziet maandag?
Slide 25 - Open question
Je werkbegeleider is erg aardig, maar heeft niet veel tijd om jou te begeleiden. Je vindt dit niet fijn, want je hebt het gevoel daardoor vast te lopen. Wat zeg je tegen je werkbegeleider?
Slide 26 - Open question
Slide 27 - Video
Maken
Opdracht 7.11, 7.13, 7.14 en 7.15
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
90 graden feedback
(positieve feedback)
* Geef je buurman/vrouw links van je positieve feedback, vertel hem/haar waar hij/zij volgens jou goed in is.
* Probeer voorbeelden te benoemen
Slide 30 - Slide
Welk woord gebruik je in een instructie
A
Waarom
B
Pak . . .
C
Leg ...... neer
D
Wat
Slide 31 - Quiz
Als je een instructie geeft gebruik je lange zinnen met veel woorden.
A
Onjuist
B
Juist
Slide 32 - Quiz
Wat is het belangrijkste doel van instructie geven?
A
Begrijpen en onthouden van informatie
B
Geven van productinformatie
C
Iets vertellen
D
Uitleg geven
Slide 33 - Quiz
wat zijn de 4 G's als leidraad voor het geven van feedback?
A
Gevoel, Gevolgen, Gehoor, gewenst gedrag
B
Gedrag, Gehoor, Gevoel, Gemoed
C
Gedrag, Gevoel, Gevolg, Gewenst gedrag
D
Gemoed, Gevolgen, Gehoor, Gewenst gedrag
Slide 34 - Quiz
een minder goede manier van feedback is:
A
Taakgerichte feedback
B
Persoonsgerichte feedback
C
Procesgerichte feedback
D
Zelfregulerende feedback
Slide 35 - Quiz
Welke regels voor het geven van feedback kloppen?
A
Vermijd woorden zoals "altijd" en "nooit" en spreek in 'ik-zinnen'
B
Geef alleen feedback op gedrag dat de ander kan veranderen en spreek in 'jij-zinnen'
C
Als iemand niet open staat voor feedback; gebruik de 'sandwich methode'
D
Wees altijd eerlijk en vertel alles wat je denkt en voelt
Slide 36 - Quiz
Slide 37 - Video
Slide 38 - Video
Slide 39 - Video
Aan de slag!
- Er zijn groepjes gemaakt van 2/3 personen
- Jullie hebben allemaal een attribuut
- Wees creatief, probeer origineel te zijn
- Je mag van alles gebruiken, posters, muziek, filmpjes
- Demonstreer en geef instructies aan de klas
- 60 minuten voorbereidingstijd
Slide 40 - Slide
'Tell Sell' demonstratie opdracht
- Maak tweetallen
- Ga op zoek naar een huishoudelijk apparaat of attribuut
- Schrijf een instructie over hoe het apparaat werkt en wat je er mee kunt
- Demonstreer het apparaat/doe voor en leg uit
- Verzin eventueel een pakkende naam (gebruik je fantasie)