Paragraaf 4 - tegenargument en weerlegging

Welkom
> Leg NieuwNederlands alvast op tafel;

> Eerst 15 minuten lezen in je leesboek (niveau 3).
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom
> Leg NieuwNederlands alvast op tafel;

> Eerst 15 minuten lezen in je leesboek (niveau 3).

Slide 1 - Slide

Herhaling
> Hoe zat het ook alweer met argumentatiestructuren?

Slide 2 - Slide

Argumentatie
Argumenten
Feitelijke
Objectief, dus te controleren
Waarderende
Mening, dus kan verschillen

Slide 3 - Slide

Argumentatie
> Een standpunt en argumenten samen noem je een argumentatiestructuur. Kan per alinea, maar ook voor hele tekst.


Slide 4 - Slide

Argumentatie
> Is er één argument? Dan is er enkelvoudige argumentatie;

> Zijn er meerdere argumenten? Dan heb je te maken met nevenschikkende argumentatie.

Slide 5 - Slide

Blokjesschema
Standpunt
Argu-ment 1
Argu- ment 2
Argu-
ment 3
En
En
Nevenschikkend

Slide 6 - Slide

Argumentatie
> Soms is er een subargument. Dan heeft het ene argument met het andere argument te maken, een soort oorzaak-gevolg dus;

> Dan wordt het onderschikkend.

Slide 7 - Slide

Blokjesschema
Standpunt
Argument 1
Subargument
Subargument
Want:
Want:
Want:

Slide 8 - Slide

Argumentatie
> Soms heb je een nevenschikkend schema, maar wordt een argument tóch aangevuld met een subargument; 

> Dan wordt het onder- en nevenschikkende argumentatie

Slide 9 - Slide

Standpunt
Argu-ment 1
Argu- ment 2
Argu-
ment 3
En
En
Subarg.

Slide 10 - Slide

Huiswerk
> Blokjesschema's bespreken;

> Betogen via ChatGPT gelukt?

Slide 11 - Slide

Paragraaf 4
> Een schrijver wil zijn lezer overtuigen van een standpunt en hiervoor worden argumenten gebruikt;

Slide 12 - Slide

Paragraaf 4
> Een schrijver wil zijn lezer overtuigen van een standpunt;

> Soms werkt het overtuigend om een tegenargument te weerleggen.

Slide 13 - Slide

Paragraaf 4
> Soms werkt het overtuigend om een tegenargument te weerleggen;

> Iets is pas een weerlegging als de schrijver aantoont dat het tegenarg. niet klopt.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Aan het werk
> Maak opdracht 1 en 2 individueel (blz. 24-25). Het blokjesschema downloaden hoeft niet, teken dit gewoon in je schrift. Vraag 1.4 en 2.7 hoeven niet.

Slide 16 - Slide