This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Thema 4
Voeding en vertering
Slide 1 - Slide
Lesindeling
Lesopening
Uitleg 4.1 + 4.2
Zelfstandig werken
Lesafsluiting
Slide 2 - Slide
Lesopening
Voeding en vertering: wat weet jij over dit onderwerp?
Slide 3 - Slide
Wat is een voedingsmiddel?
Slide 4 - Open question
Wat is een voedingsstof?
Slide 5 - Open question
Noem 3 organen van het verteringsstelsel
Slide 6 - Mind map
Leerdoelen
1. Je weet wat enzymen zijn en hoe enzymen werken
2. Je weet welke soorten voedingsstoffen er zijn en wat hun functie is.
Slide 7 - Slide
Uitleg 4.1 + 4.2
We gaan de belangrijkste begrippen bij langs.
Tekstboek pagina 8
Slide 8 - Slide
Voedingsmiddelen
Producten die je eet of drinkt.
Voedingscentrum: eet volgens de schijf van vijf.
Slide 9 - Slide
Voedingsstoffen
In voedingsmiddelen zitten voedingstoffen. Deze stoffen heeft je lichaam nodig om te kunnen functioneren: denk aan processen als celdeling, het vervoeren van zuurstof, het instant houden van je lichaamstemperatuur.
Slide 10 - Slide
6 voedingsstoffen
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Verteringsstelsel
Deze organen zorgen voor het afbreken van deze voedingsstoffen. Zodat de stoffen worden opgenomen in het bloed (in dunne darm).
Slide 13 - Slide
Verteren
Dit stelsel maakt allerlei sappen aan om de voedingsstoffen uit de voedselbrij te halen.
Slide 14 - Slide
Enzymen: afbreken of opbouwen van stoffen
Slide 15 - Slide
Enzymactiviteit
pH waarde
Temperatuur beïnvloeden de werking van enzymen
Slide 16 - Slide
Voedsel conserveren
Slide 17 - Slide
Oefenvragen
Slide 18 - Slide
In de afbeelding zie je de optimumkromme van een menselijk enzym voor de temperatuur. Hierin komen de trajecten 1, 2, 3 en 4 voor.
In welke trajecten is er enzymactiviteit?
A
Traject 1
B
Traject 2
C
Traject 3
D
Traject 4
Slide 19 - Quiz
Tussen welke trajecten ligt de maximumtemperatuur?
A
Traject 1 en traject 2
B
Traject 2 en traject 3
C
Traject 3 en traject 4
D
Traject 4 en traject 1
Slide 20 - Quiz
Welke van de voedingsstoffen moet je verteren?
WEL verteren
NIET verteren
vetten
Koolhydraten
vitamines
eiwitten
mineralen
water
Slide 21 - Drag question
Wat is de functie?
speeksel
maagsap
gal
darmsap
alvleessap
voedsel smeuig maken, start vertering van zetmeel
doden bacterien vertering eiwitten
emulgeert vetten: grote vetdruppels worden kleine vetdruppels
vertering eiwitten, vetten en koolhydraten afmaken