Bezittelijk en Persoonlijk voornaamwoord

so woensdag 21 september
grammatica hoofdstuk 1 (blz. 28 t/m 31).
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

so woensdag 21 september
grammatica hoofdstuk 1 (blz. 28 t/m 31).

Slide 1 - Slide

huiswerk nakijken
Maak oefening 1, 2 en 4 vanaf blz. 28.

Slide 2 - Slide

Bezittelijk/Persoonlijk
Voornaamwoord

Slide 3 - Slide

Onderdelen van de les
1. Het doel van deze les
2. De opdracht
3. Flipping the Classroom
4. Aan de slag!
5. Controle op begrip
6. Huiswerk

Slide 4 - Slide

Aan het einde van de les kan je:
- Een persoonlijk voornaamwoord herkennen en uitleggen hoe je dat kunt zien;
- Een bezittelijk voornaamwoord herkennen en uitleggen hoe je dat kunt zien
- De juiste spelling hanteren

Slide 5 - Slide

Opdracht: Uw of u?
Een leerling uit een andere klas heeft een mail geschreven, maar heeft moeite met het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.

Slide 6 - Slide

Een zin uit de mail:
"Ik wil mij graag aanmelden voor (u/uw) bijles"

Moet dit u of uw zijn? Waarom?

Slide 7 - Slide

Flipping the Classroom!
Op de volgende pagina staat een video. Bekijk de video op je telefoon. Je mag notities maken.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Opdracht: U of Uw?
Wat: Maak de drie oefeningen samen en lees de tekst van de leerling. Schrijf op of de weggelaten woorden bezittelijke of persoonlijke voornaamwoord zijn. Leg uit waarom. Bepaal daarna de spelling. Schrijf je antwoord op in het schema
Hoe: Werk in tweetallen en daag elkaar uit keuzes te onderbouwen.
Hulp: Kijk de video's een terug. Kom je er niet uit, vraag een ander tweetal.
Tijd: 5 minuten

Slide 11 - Slide

Opdracht 1
Bepaal bij elk onderstreept woord of het een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord is. Omcirkel je keuze.

1.    Ik heb je gezien                persoonlijk/bezittelijk

2.    Wie heeft haar al dat snoep gegeven?        persoonlijk/bezittelijk

3.    Marieke heeft hun cadeau al uitgepakt.        persoonlijk/bezittelijk

4.    Ik geef nu het woord aan jullie.             persoonlijk/bezittelijk

5.    Uw bestelling staat klaar                 persoonlijk/bezittelijk

6.    Heb je alleen jouw vrienden uitgenodigd?        persoonlijk/bezittelijk

Slide 12 - Slide

OPDRACHT 2
Is het jouw of jou? Is het uw of u? Bepaal bij elk onderstreept woord of het een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord is. Bepaal daarna de juiste spelling. Gebruik het schema om te controleren of die spelling klopt.

7.    Morgen zal mijn collega ______________(u/uw) via de mail contacteren.

8.    Wie heeft _____________ (jou/jouw) dat eigenlijk verteld?

9.    _____________ (jou/jouw) tijd komt nog wel.

10.    Zal ik _________ (u/uw) jas van ________ (u/uw) aannemen?

Slide 13 - Slide

OPDRACHT 3

Bedenk één goede zin waarin ten minste één persoonlijk en één bezittelijk voornaamwoord voorkomen. Schrijf deze zin op twee verschillende papiertjes. Schrijf het goede antwoord met uitleg op het tweede papiertje: dit wordt je antwoordblad.


Slide 14 - Slide

Onderwerp: Aanmelding bijles
Beste Mevr. Wink,

1.(U)_______ hebt waarschijnlijk een formulier in 2.(u)________ postvakje gevonden zonder naam. Die was van 3.(ik)_________. Ik wil 4.(ik)_________ graag aanmelden voor 5.(u)________ bijles. Ik hoorde van twee andere leerlingen dat 6.(u)________ elke vrijdag een lokaal hiervoor reserveert, maar 7.(zij)__________ vertelden 8.(ik)_________ niet welk lokaal. [Naam andere leerling] wil ook graag meedoen, dus ik zou 9.(zij)________ bij deze ook gelijk aan willen melden.

Kunnen 10.(wij)________ komende vrijdag al bij 11.(u)______ terecht? In welk lokaal kunnen 12.(wij)________ terecht? Ik hoop snel van 13.(u)______ terug te horen.

Met vriendelijke groet,

[naam leerling]

Slide 15 - Slide

Huiswerk
Maak oefening 1 t/m 4 vanaf blz. 30.

Slide 16 - Slide