SAMENVATTING CELLEER

SAMENVATTING
CELLEER
= cytologie
1 / 26
next
Slide 1: Slide
anatomie en fysiologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

SAMENVATTING
CELLEER
= cytologie

Slide 1 - Slide

DOEL VAN DE LES
  • Bespreken hoofdpunten celleer
  • evalueren waar eventueel knelpunten zijn
  • evalueren of een en ander begrepen is
  • Door middel van een quiz controleren of vragen begrepen worden 

Slide 2 - Slide

INHOUD VAN DE LES
  • Bouw van een cel
  • Levensverrichtingen van een cel
  • Osmose en diffusie
  • Celdeling
  • Vochtverdeling lichaam 

Slide 3 - Slide

Wat is een ander woord voor nucleus?
A
Celkern
B
Cellichaam
C
Celmembraan

Slide 4 - Quiz

Wat zijn animale levensverrichtingen?
A
Groei en beweging
B
Prikkelbaarheid en beweging
C
Voortplanting en beweging

Slide 5 - Quiz

Wat is meiose?
A
Directe deling
B
Mitose
C
Reductiedeling

Slide 6 - Quiz

WAT IS EEN CEL?
De kleinste eenheid van een levend organisme
(dat nog alle belangrijke levenseigenschappen bezit)

Slide 7 - Slide

EENCELLIGE ORGANISMEN=
 MICRO-ORGANISMEN

  • dierlijk: amoebe en pantoffeldiertje

  • plantaardig: bacterie, gist
MEERCELLIGE ORGANISMEN = 
MACRO-ORGANISMEN

  • Mensen
  • Dieren
  • Planten

Slide 8 - Slide

BOUW CEL
  • Cellichaam
  • Celkern = nucleus
  • Chromatine
  • Centraallichaampjes
  • Membranen = vliezen = wanden 

Slide 9 - Slide

CELLICHAAM EN CELKERN
  • Opgebouwd uit protoplasma = water met daarin opgeloste stoffen

  • In cellichaam zit cytoplasma

  • In de celkern zit nucleoplasma

Slide 10 - Slide

In welke vormen kan protoplasma voorkomen?

Slide 11 - Open question

Welke cellen hebben GEEN kern?
A
Erytrocyten, en lymfocyten
B
Erytrocyten en trombocyten
C
Lymfocyten en trombocyten

Slide 12 - Quiz

CHROMATINE
= eiwitkorrels in de kern

vormen de chromosomen
(bestaan uit DNA met genen)

Slide 13 - Slide

Hoeveel chromosomen heeft een menselijke cel?
A
43
B
46
C
92

Slide 14 - Quiz

CHROMOSOMEN
  • Mens heeft 23 paar chromosomen = 46

  • Iedere chromosoom heeft 2 dezelfde delen = chromatiden

Slide 15 - Slide

CENTRAALLICHAAMPJES
  • Liggen in het cytoplasma BIJ de celkern

  • Spelen een belangrijke rol bij celdeling

Slide 16 - Slide

MEMBRANEN
  • Zijn semi-permeabele vliezen om het cellichaam en om de celkern

  • Bij mens en dier opgebouwd uit: vetten en eiwitten

  • Bij planten uit: cellulose

Slide 17 - Slide

ANIMALE LEVENSVERRICHTINGEN

  • Prikkelbaarheid
  • Beweging
VEGETATIEVE LEVENSVERRICHTINGEN

  • Groei
  • Stofwisseling
  • Voortplanting

Slide 18 - Slide

OSMOSE

  • = uitwisseling van OPLOSMIDDEL door een semi-permeabel membraan

  • Van lage naar hoge concentratie
DIFFUSIE

  • = spontane menging van gassen met gassen of vloeistoffen met vloeistoffen

  • Van hoge naar lage concentratie

Slide 19 - Slide

DIRECTE CELDELING

bij eencellige organismen (micro-organismen)
INDIRECTE CELDELING

Bij meercellige organismen (macro-organismen)

  • Mitose
  • Meiose

Slide 20 - Slide

MITOSE

  • Eerst kerndeling en dan celdeling

  • Aantal chromosomen wordt verdubbeld tijdens deling van 46 naar 92
MEIOSE

  • Bij rijpe geslachtscellen (eicellen en zaadcellen)

  • Aantal chromosomen wordt gehalveerd van 46 naar 23


Slide 21 - Slide

GESLACHT
  • XX = meisje

  • XY = jongen

Slide 22 - Slide

ONTWIKKELING BEVRUCHTE EICEL
1e stadium = moerbeistadium

2e stadium = ontwikkeling kiemblaas

3e stadium = ontwikkeling kiembladen

Slide 23 - Slide

Hoeveel chromosomen heeft een bevruchte eicel?
A
23
B
46
C
92

Slide 24 - Quiz

VOCHTVERDELING LICHAAM
Ongeveer:

  • 40% intracellulair

  • 15% extracellulair

  • 5% in bloedbaan

Slide 25 - Slide

QUIZ CELLEER
Maken quiz celleer via teams in kanaal algemene theorie 

Slide 26 - Slide