Grammatica Zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden

1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Start met 5 minuten lezen
  • Huiswerk controleren/ bespreken
  • Korting herhaling les 5 en 6
  • Uitleg les 34
  • Aan het werk

Slide 2 - Slide

5 minuten lezen in stilte

Slide 3 - Slide

Waar staat een lidwoord met een zelfstandig naamwoord in de zin en een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
een mooie zonsondergang
B
een katoenen vest
C
het verdrietige meisje
D
de linnen broek

Slide 4 - Quiz

Veghel

A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Quiz

'zwemmen' is een...

A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Quiz


Benoem het onderstreepte woord:
Het kleine meisje loopt naast het pad.

- lidwoord

- zelfstandig naamwoord

- werkwoord

- bijvoeglijk naamwoord

- voorzetsel

A
bijvoeglijk naamwoord
B
voorzetsel
C
zelfstandig naamwoord
D
werkwoord

Slide 7 - Quiz


Benoem het onderstreepte woord:
Het kleine meisje loopt naast het pad.

- lidwoord

- zelfstandig naamwoord

- werkwoord

- bijvoeglijk naamwoord

- voorzetsel

A
onbepaald lidwoord
B
voorzetsel
C
zelfstandig naamwoord
D
werkwoord

Slide 8 - Quiz


Benoem het onderstreepte woord:
Het kleine meisje loopt naast het pad.

- lidwoord

- zelfstandig naamwoord

- werkwoord

- bijvoeglijk naamwoord

- voorzetsel

A
onbepaald lidwoord
B
voorzetsel
C
zelfstandig naamwoord
D
bepaald lidwoord

Slide 9 - Quiz


Benoem het onderstreepte woord:
Het kleine meisje loopt naast het pad.

- lidwoord

- zelfstandig naamwoord

- werkwoord

- bijvoeglijk naamwoord

- voorzetsel

A
onbepaald lidwoord
B
voorzetsel
C
zelfstandig naamwoord
D
werkwoord

Slide 10 - Quiz

zelfstandig naamwoord?
A
Jan
B
in
C
de
D
mooie

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wat weet jij van zelfstandige werkwoorden? Typ het hier!

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word bekeken.
word = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 27 - Quiz


zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb  een ijsje uit de diepvries gepakt.   
A
heb = zww gepakt = zww
B
heb = hww gepakt = hww
C
heb = hww gepakt = zww
D
heb = zww gepakt = hww

Slide 28 - Quiz

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word bekeken
bekeken = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 29 - Quiz

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 30 - Quiz

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gefietst.
gefietst = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 31 - Quiz

Een hulpwerkwoord zegt iets meer over het zelfstandig werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz


zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Het eekhoorntje heeft de walnoot in een bloempot begraven.

A
heeft = zww begraven = zww
B
heeft = hww begraven = hww
C
heeft = hww begraven = zww
D
heeft = zww begraven = hww

Slide 33 - Quiz

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 34 - Quiz

Wat is waar over het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord?

A
Een zelfstandig werkwoord staat nooit alleen in een zin.
B
Een hulpwerkwoord staat nooit alleen in een zin.
C
Er staat altijd ten minste één hulpwerkwoord in een zin.
D
Er kan meer dan een hww of zww in een zin staan.

Slide 35 - Quiz

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word geslagen
word =
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 36 - Quiz

In zinnen met een hulpwerkwoord is het zelfstandig werkwoord vaak een?
A
Voltooid deelwoord
B
Infinitief
C
Lidwoord
D
Voorzetsel

Slide 37 - Quiz

Hoe gingen de vragen over het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord?
A
Ik had een paar / veel fouten.
B
Ik had nauwelijks / geen fouten.

Slide 38 - Quiz

En nu zelf aan de slag!
Maken: werkblad 

Slide 39 - Slide