P1 Nederlands en Engels les 1

Nederlands 
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning Nederlands
Jaar 1 > CE lezen en luisteren 3F
Jaar 2 >  betoog of beschouwing schrijven en uitleg OP
Jaar  3 > Operationeel plan en spreken/gesprekken voeren

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vrijstelling of afgerond?
* Taak in Numo maken

* Zelfstandig werken aan werkplekopdrachten/leren theorie/verslagen/keuzedelen > in overleg


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Programma
Nederlands
Argumentatieleer

Engels
Leestekst B1

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Thema argumentatieleer
Aan het einde van de les:

1. kun je het onderscheid maken tussen standpunt en argument;​
2 . kun je het onderscheid maken tussen standpunt en stelling; ​
3. weet je wat het verschil is tussen een tegenargument en een weerlegging;​
4. kun je in een tekst standpunten, stellingen en argumenten herkennen. 


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Argumentatieleer

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Noem een tekstsoort

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

In welke tekstsoort staat de mening van een schrijver?
A
Informatieve tekst
B
Instructie
C
Betogende tekst
D
Amuserende tekst

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Kijkvragen videofragment
We gaan zo een fragment kijken uit ‘de avondshow met Lubach'.


'Hebben mannen het zwaar of hebben vrouwen het zwaarder?'

Pak pen en papier en noteer voor jezelf:​
​Welke argumenten hoor je?
Welke meningen hoor je?
Welke feiten hoor je? 







Opdracht
Werk in twee- of drietallen.

Kom samen tot één argument, één feit en één mening.










Noem één mening

Slide 12 - Open question

Bijvoorbeeld:
1. Eva Jinek die maar drie keer per jaar werkte.
2. Humberto, Beau, die wel bereid waren om de handen uit de mouwen te steken.
3. Mannen hebben het zwaarder. (Tex)
4. Vrouwen hebben het makkelijker.
5. Janine Abbring: dit slaat helemaal nergens op. (dat mannen het zwaarder hebben)
6. Janine Abbring: mannen denken dat spullen vanzelf naar boven gaan. 
7. Schooltv: vrouwen leven gewoon veel gezonder dan mannen; ze roken minder, eten gezonder en nemen minder risico's. 
8. Riskant gedrag kan ook iets opleveren. 
9. Mensen willen graag iemand die een beetje doorrijdt. 

Mening, standpunt en stelling
Een uitspraak of een bewering over een onderwerp noemen we een stelling.​

Bijvoorbeeld: frisdranken bevatten teveel suikers.

Met een standpunt geef je je mening over die stelling. Je bent het eens met de stelling of juist niet. ​

Bijvoorbeeld: ik vind dat frisdranken teveel suikers bevatten.

Andere veel voorkomende signaalwoorden bij een standpunt zijn: volgens mij, ik denk, ik ben van mening, naar mijn mening. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Mening, standpunt en stelling
Let op: vaak wordt het standpunt in de conclusie herhaald. Dit herken je aan de volgende signaalwoorden: dus, kortom, alles bij elkaar genomen denk ik dat. 

Let op: regelmatig vind je geen stelling in een tekst, maar direct een standpunt.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Noem één feit

Slide 15 - Open question

Bijvoorbeeld:
1. Van de mannen zijn er vier op de tien dat de positie van mannen onder druk staat.
2. Vrouwen boven de 55 krijgen dubbel zoveel mantelzorg dan mannen. 
3. Vrouwen in Nederlands leven gemiddeld drie jaar langer dan mannen. 



Noem één argument

Slide 16 - Open question

Twistgesprek
1. Mannen werken gemiddeld meer dan tien uur meer dan vrouwen.
2. Mannen doen vooral het zware werk, in de bouw, in de scheepvaart, vrachtwagenchauffeurs, ook 's nachts.

Janine Abbring
1. Vrouwen worden minder betaald voor hetzelfde werk. 
2. Vrouwen worden vaker kapot gemaakt op Social Media.
3. Vrouwen zijn vaker slachtoffer van seksueel geweld. 
4. Vrouwen doen vaker onbetaald werk, zoals mantelzorg en kinderen opvoeden.

14:00
1. Ten tweede: wist je dat vrouwen vaker mantelzorg ontvangen?
2. Mannen nemen meer risico, waardoor ze meer verdienen. 
3. Mannen rijden harder en verdienen daardoor meer bij Uber.
4. Er zijn steeds meer hoogopgeleide vrouwen. 
Argumentatie
Om een standpunt hard te maken, zal de schrijver of spreker gebruik maken van argumenten. 

Alle argumenten samen, noemen we argumentatie.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Tegenargument
Met een tegenargument of tegenwerping ontkracht je een standpunt of argument van de ander. 
Je maakt het standpunt of argument minder aanvaardbaar. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Weerlegging
Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging

In het fragment:
Argument > vrouwen boven de 55 ontvangen vaker mantelzorg dan mannen. 
Tegenargument > die mantelzorg voor vrouwen, wordt ook vaker gegeven door vrouwen. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Vragen?

Slide 21 - Mind map

This item has no instructions

English B1
Listening

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Today's goals
- Listening to fragment in English
- Understand how to approach an English fragment
- Answer questions about an English fragment. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Examenfragment B1

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Aanpak luisterfragment
- Je kunt een fragment zo vaak beluisteren als je wil.
- Je mag zelf de volgorde bepalen.
- Er zijn hoofdtelefoons aanwezig.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Luisterfragment examen
Stap 1: Oriënteer op de titel
Stap 2: Vraag lezen
- welk antwoord is sowieso fout?
- welk antwoord kan goed zijn?
Stap 3: Fragment beluisteren
Stap 4: Vraag beantwoorden

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Award-winning young chef
Luister naar het fragment uit het voorbeeldexamen B1 2021-2022.

Stap 1: vraag lezen > wat denk je?
Stap 2: fragment beluisteren
Stap 3: vraag beantwoorden

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Wat geeft hij hiermee aan?
A
She creates things that make people happy.
B
She gets happy from working with the people in the industry.
C
She is happy to be part of the food business.

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions


A
She did not think it could be fun to work.
B
She did not think she could find a job.
C
She did not think she would work at a young age.

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions


A
She gives full attention to her work.
B
She has a tendency to work too hard.
C
She has to experiment more with flavours.

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions


A
when she thinks the scallops are ready to eat.
B
when te plates are ready for the table.
C
when the scallops are almost done.

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions


A
to be an examplje for other young chefs
B
to compete with other young chefs
C
to teach other young chefs

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

'Fast food'
Luister naar het fragment uit het voorbeeldexamen B1 2021-2022.

Stap 1: vraag lezen > wat denk je?
Stap 2: fragment beluisteren
Stap 3: vraag beantwoorden

Slide 33 - Slide

This item has no instructions


A
food that you consider good for your body.
B
mainly food that contains carbohydrates.
C
substantial portions of food.

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions


A
Add a small amount of carbs to what you would usually eat.
B
Eat exactly the prescribed amount of carbs.
C
Increase your amount of carbs by as much as possible.

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions


A
Make sure you get enough calories.
B
Schedule your breakfast carefully.
C
Take vitamin and protein pills.

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions


A
carb loading on a small scale.
B
consuming as little as possible.
C
keeping a positive fluid balance.

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions


A
Gels and chews take about 50 minutes to digest.
B
The effect of gels and chews last for about 25 minutes.
C
Unlike chews, gels have to be consumed with water.

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Afsluiting

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Terugblik doelen
- Listening to fragment in English
- Understand how to approach an English fragment
- Answer questions about an English fragment. 

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Volgende les
Argumentatie en drogredenen

Spelling 
- persoonsvorm

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions