Origo: Oorsprong (aanhechting spier). Beweegt meestal niet
Insertie: Aanhechting. Meestal het bewegelijke deel
Functie: Bij welke bewegingen speelt deze spier een rol
1 / 34
next
Slide 1: Slide
AnatomieBeroepsopleiding
This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Sportmassage Spieren
Wat je moet weten:
Origo: Oorsprong (aanhechting spier). Beweegt meestal niet
Insertie: Aanhechting. Meestal het bewegelijke deel
Functie: Bij welke bewegingen speelt deze spier een rol
Slide 1 - Slide
M. Biceps Brachii
M. Triceps Brachii
Origo: Beweegt niet
Insertie: Beweegt
Biceps
Origio:
Caput brevis: pr. coracoideus
Caput Longum: tuberculum supra glenoidale
Insertie:
tuberculum radii
Functie:
Flexie (agonist)
Supinatie (ondersteunend; synergist)
Anteflexie (ondersteunend; synergist)
Triceps
Origo:
Caput longum: Tuberculum infraglenoidale
Caput mediale: Mediaal achterzijde humerus
Caput laterale: Lateraal achterzijde humerus
Insertie:
Gezamelijke eindpees: Olecranon
Functie:
Extensie (agonist)
Caput longum:
Adductie (ondersteunend; synergist)
Retroflexie vanuit een anteflexie stand (synergist)
Slide 2 - Slide
Wat is de origo van een spier?
A
Oorsprong(meestal proximaal)
B
Oorsprong (meestal distaal)
C
Aanhechting (meestal proximaal)
D
Aanhechting (meestal distaal)
Slide 3 - Quiz
Trapezius
Biceps
Triceps
Deltoideus
Latissimus
Slide 4 - Drag question
Tip van de week
Sneller en effectiever spieren leren!
Leer niet alles van één spier tegelijk
Maar eerst van alle spieren de:
Ligging (locatie is key: je nummer 1 prio)
Functie (is vaak duidelijker wanneer je ligging weet)
Origo & Insertie (zorg eerst dat je 1 & 2 onder de knie hebt)
Slide 5 - Slide
Hoe wordt de biceps (spierweefsel) het sterkst?
A
1x per kwartaal: 1 biceps curl
B
1x per maand: 1 biceps curl
C
1x per week: 1 biceps curl
D
2 a 3x per week: 3x 10 biceps curls
Slide 6 - Quiz
Toelichting vraag
Om sterker te worden moeten we trainen
Niet één keer per maand, maar vaak meerdere keren per week voor het "beste" resultaat
Als je stopt met trainen dan gaat het resultaat (langzaam) verloren
Dit komt omdat spierweefsel zich aanpast aan de belasting. Belast je het veel dan wordt het sterker of krijgt het meer conditie. Belast je het weinig. . . . . dan het omgekeerde
Slide 7 - Slide
Wist je dat?
Je hersenen ook uit weefsel bestaan? Namelijk zenuwweefsel
Voor zenuwweefsel gelden soortgelijke regels, dit moet je belasten om het te trainen
Wil je graag resultaat zien tijdens je studie? Concentreer je dan op één onderdeel. Begin dus rustig met de ligging van alle spieren. Je kunt dit vaker herhalen als je de overige studiekost (functie, origo en insertie) even laat liggen.
Slide 8 - Slide
Verdeel de spieren in drie groepen
Groep 1
Groep van ongeveer 10 a 15 spieren waar je de ligging al van kent:
Met welk(e) bot(ten) heeft de patella contact middels een gewricht?
A
Femur en tibia
B
Femur
C
Tibia
Slide 16 - Quiz
Van welk bot is de epicondylus medialis een onderdeel?
A
Scapula
B
Ulna
C
Humerus
D
Radius
Slide 17 - Quiz
1. De epifysairschijf heeft een functie bij de breedtegroei van een botstuk. 2. De epifysairschijf heeft een functie bij de lengtegroei van een botstuk. 3. De epifysairschijf heeft een functie bij de fractuurheling van een botstuk.
A
1 is juist
B
2 is juist
C
3 is juist
D
Geen van alle is juist
Slide 18 - Quiz
Hoe wordt de anteflexie van de heup, uitgevoerd met gestrekte knie, meestal geremd?
A
Passieve insufficiente van de hamstrings
B
Actieve insufficientie van de hamstrings
C
Ligamenteuze limitering
D
Benige limitering
Slide 19 - Quiz
Van welk soort contractie is sprake in de dalende fase?
A
Concentrisch latissimus dorsi
B
Concentrich biceps
C
Excentricsh triceps
D
Excentrisch latissimus dorsi
Slide 20 - Quiz
Hoe heet de as die door het lichaam loopt, loodrecht op het transversale vlak?
A
Transversale as
B
Longitudinale as
C
Sagittale as
Slide 21 - Quiz
Waar bevindt zich, in de anatomische stand, de pink ten opzichte van de duim?
A
Lateraal
B
Distaal
C
Mediaal
D
Ventraal
Slide 22 - Quiz
Welke spieractiviteit veroorzaakt het sluiten van de benen tijdens het zwemmen van de schoolslag?
A
Excentrische contractie adductoren
B
Isometrische contractie adductoren
C
Concentrische contractie adductoren
D
Concentrische contractie abductoren
Slide 23 - Quiz
Wat kan gesteld worden van de m. biceps brachii?
A
Het is een meerpezige spier
B
Het is een waaiervormige spier
C
Het is een meerkoppige spier
Slide 24 - Quiz
Om hoeveel assen kan het art. coxae actief bewegen?
A
Een
B
Twee
C
Drie
D
Vier
Slide 25 - Quiz
Ter hoogte van welk gewricht vind je veel peesscheden?
A
Elleboog
B
Pols
C
Heup
D
Schouder
Slide 26 - Quiz
Welke van de volgende spieren ontspringen of hechten aan de clavicula?
A
Trapezius en pectoralis
B
Sternocleidomastoideus en pectoralis minor
C
Deltoideus en pectoralis minor
Slide 27 - Quiz
Wat is de insertie van de m. pectoralis minor?
A
Sternum
B
Acromion
C
Pr. coracoideus
D
Pr. spinosus
Slide 28 - Quiz
Waar zit bij een spier de mogelijkheid om te contraheren?
A
Pezen
B
Vezels van sharpey
C
Myofibrillen
D
Bundels
Slide 29 - Quiz
Wat is de langste stand voor spieren die de proximale aanhechting aan de epicondylus lateralis humeri hebben?
A
Pronatie, palmairflexie en daarna extensie elleboog.
B
Supinatie, dorsaalflexie en daarna flexie van de elleboog.
C
Supinatie en palmairflexie.
Slide 30 - Quiz
Waardoor zal de wrijving worden opgeheven wanneer een spier in het lichaam over een harde structuur schuift?
A
Bursa
B
Fascia
C
Vaginae tendinae
D
Ossa sesamoida
Slide 31 - Quiz
Ik heb de afgelopen weken aan genoeg zelfstudie gedaan
A
Waar
B
Niet waar
C
Ik ontwijk deze vraag
Slide 32 - Quiz
Ik heb mijn examens al gepland
A
Ja
B
Nee
Slide 33 - Quiz
Wat heb je nog nodig van mij (docent) om de stof goed eigen te maken?