Onvoltooid deelwoord

Opdracht onvoltooid deelwoord


Maak van de werkwoorden die achter de zin tussen haakjes staan een onvoltooid deelwoord.


1 / 40
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Opdracht onvoltooid deelwoord


Maak van de werkwoorden die achter de zin tussen haakjes staan een onvoltooid deelwoord.


Slide 1 - Slide

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

1. Niets ... ging hij op pad. (vermoeden)

Slide 2 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

2. ... gingen ze naar huis. (strompelen)

Slide 3 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

3. Hij vertrok, nog over zichzelf ... . (nadenken)

Slide 4 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

4. ... smeekte hij om genade. (kermen)

Slide 5 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

5. ... van blijdschap, kwam hij naar me toe. (huppelen)

Slide 6 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

6. Ik vind het ... . (storen)

Slide 7 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

7. ... op de gebeurtenissen, kunnen we tevreden zijn. (terugkijken)

Slide 8 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

8. Hij bereikte al ... de kust van Engeland. (zwemmen)

Slide 9 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

9. ... aan een tak, riep hij om hulp. (hangen)

Slide 10 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

10. ... water heeft een temperatuur van 100 graden. (koken)

Slide 11 - Open question

Opdracht onvoltooid deelwoord


Maak van de werkwoorden die achter de zin tussen haakjes staan een onvoltooid deelwoord.


Slide 12 - Slide

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

1. Niets ... ging hij op pad. (vermoeden)

Slide 13 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

2. ... gingen ze naar huis. (strompelen)

Slide 14 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

3. Hij vertrok, nog over zichzelf ... . (nadenken)

Slide 15 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

4. ... smeekte hij om genade. (kermen)

Slide 16 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

5. ... van blijdschap, kwam hij naar me toe. (huppelen)

Slide 17 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

6. Ik vind het ... . (storen)

Slide 18 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

7. ... op de gebeurtenissen, kunnen we tevreden zijn. (terugkijken)

Slide 19 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

8. Hij bereikte al ... de kust van Engeland. (zwemmen)

Slide 20 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

9. ... aan een tak, riep hij om hulp. (hangen)

Slide 21 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

10. ... water heeft een temperatuur van 100 graden. (koken)

Slide 22 - Open question

Oefenen met het onvoltooid deelwoord
Maak onderstaande opdrachten.
Klik op de linkjes om bij de opdrachten te komen.

Slide 23 - Slide

Onvoltooid deelwoord

Slide 24 - Slide

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
1. De leerlingen liepen al ... door de gangen. (babbelen)

Slide 25 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
2. Ik liep ... van de kou naar huis. (rillen)

Slide 26 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
4. De kinderen kwamen ... binnen. (fluisteren)

Slide 27 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
5. ... bereikten ze hun hotel. (fietsen)

Slide 28 - Open question

Maak een voltooid of onvoltooid deelwoord van het werkwoord.
9. ... vertrokken de kinderen op ski-vakantie. (zwaaien)

Slide 29 - Open question

Opdracht onvoltooid deelwoord


Maak van de werkwoorden die achter de zin tussen haakjes staan een onvoltooid deelwoord.


Slide 30 - Slide

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

1. Niets ... ging hij op pad. (vermoeden)

Slide 31 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

2. ... gingen ze naar huis. (strompelen)

Slide 32 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

3. Hij vertrok, nog over zichzelf ... . (nadenken)

Slide 33 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

4. ... smeekte hij om genade. (kermen)

Slide 34 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

5. ... van blijdschap, kwam hij naar me toe. (huppelen)

Slide 35 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

6. Ik vind het ... . (storen)

Slide 36 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

7. ... op de gebeurtenissen, kunnen we tevreden zijn. (terugkijken)

Slide 37 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

8. Hij bereikte al ... de kust van Engeland. (zwemmen)

Slide 38 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

9. ... aan een tak, riep hij om hulp. (hangen)

Slide 39 - Open question

Maak een onvoltooid deelwoord van het werkwoord.

10. ... water heeft een temperatuur van 100 graden. (koken)

Slide 40 - Open question