WFT hypotheken

Wat verstaan we onder een kopersmarkt?
A
Bij een kopersmarkt zijn er veel woningen te koop en de vraag is relatief klein
B
Bij een kopersmarkt zijn er weinig woningen te koop en vraag is relatief groot
C
Bij een kopersmarkt is het aanbod van woningen en vraag van woningen relatief in evenwicht
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
Dienstverlening en ProductenBeroepsopleiding

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat verstaan we onder een kopersmarkt?
A
Bij een kopersmarkt zijn er veel woningen te koop en de vraag is relatief klein
B
Bij een kopersmarkt zijn er weinig woningen te koop en vraag is relatief groot
C
Bij een kopersmarkt is het aanbod van woningen en vraag van woningen relatief in evenwicht

Slide 1 - Quiz


Wat verstaan we onder een contragarantie?

A
Een bepaling in de koopovereenkomst waarin de koper een eenmalige bedrag moet overleggen. Meestal is dit 10% van de koopsom
B
Een soort van een machtiging koper aan de geldverstrekker om de geclaimde bedragen van zijn rekening af te schrijven
C
Een garantie van de verkopende partij dat hij daadwerkelijk de woning zal gaan leveren

Slide 2 - Quiz

Binnen hoeveel dagen nadat de koper de getekende koopovereenkomst heeft ontvangen kan hij alsnog afzien van de koop, kosteloos en zonder opgaaf van redenen.
A
4 dagen, waarvan tenminste 3 v/d 4 dagen geen zaterdag, zondag of algemene erkende feestdag mogen zijn
B
Kan niet meer afzien van het contract
C
3 dagen, waarvan tenminste 2 v/d 3 dagen geen zaterdag, zondag of algemene erkende feestdag mogen zijn.
D
2 dagen, waarvan tenminste 1 dag geen zaterdag, zondag of algemene erkende feestdag mogen zijn.

Slide 3 - Quiz

Wat verstaan onder het begrip “matching”?
A
Dat het uitgezette geld voor de hypothecaire geldlening qua termijn niet gelijk loopt met het aangetrokken geld
B
De markt van vraag en aanbod van gelden op langere termijn
C
Dat het uitgezette geld voor de hypothecaire geldlening qua termijn gelijk loopt met het aangetrokken geld

Slide 4 - Quiz

Welke doelstelling heeft de wet WFT?
A
Bescherming van de consument
B
Bescherming van de markt
C
Implementatie van Europese Richtlijnen
D
Zowel A, B als C is juist

Slide 5 - Quiz

Welke activiteiten vallen onder de reikwijdte van de WFT?
A
Aanbieden, adviseren en bemiddelen
B
Adviseren, bemiddelen en promoten
C
Aanbieden, adviseren en offreren
D
Adviseren, aanbieden en fiatteren

Slide 6 - Quiz

Wat is juist tav de “adviesregel”
A
In het geval van advies voor impactvolle producten met de adviseur hypothecair krediet het adviestraject verplicht doorlopen
B
Dat een adviseur hypothecair krediet de consument pas mag adviseren/bemiddelen als hij/zij in bezit van een vergunning. Deze vergunning wordt afgeven door de AFM
C
De financieel dienstverlener moet via een goed onderhouden klantdossier aantonen dat zijn advies en/of bemiddelen in overeenstemming is met de ingewonnen informatie bij de klant over zijn financiele positie

Slide 7 - Quiz

Bij de beoordeling van een vergunningsverzoek wordt getoetst op 4 kwaliteitskenmerken, namelijk:
A
Betrouwbaarheid, deskundigheid, financiele zekerheid en zorgplicht
B
Betrouwbaarheid, deskundigheid, financiele zekerheid en transparantie
C
Betrouwbaarheid, deskundigheid, financiele zekerheid en bedrijfsvoering

Slide 8 - Quiz

Welke regelingen zijn geinitieerd vanuit de branch zelf?
A
GHF, TRHK en WFT
B
GHF, TRHK en GCK
C
GHF en GCK

Slide 9 - Quiz

Welke doel beoogt de wetgever met de “toestemmingsvereiste” 1.88 BW?
A
Bij een aantal handelingen heeft de ene echtgenoot geen toestemming nodig van de andere echtgenoot. Dit met als doel om echtgenoten meer eigen bevoegdheid te geven
B
Bij een aantal handelingen heeft de ene echtgenoot toestemming nodig van de andere echtgenoot. Dit met als doel de echtgenoten te beschermen tegen bepaalde rechtshandelingen
C
Toestemmingsvereiste heeft alleen werking bij die mensen die getrouwd zijn in GVG. Aangezien beiden vermogens op is gegaan in EEN vermogen is het van belang dat de echtgenotes worden beschermd voor impactvolle handelingen

Slide 10 - Quiz

Het verblijvensbeding kan worden opgenomen in een notariele samenlevingsovereenkomst. Op welk eigendom is het verblijvensbeding van toepassing?
A
Alleen op het eigendom van zowel de partner A als partner B
B
Alleen op het gezamenlijke eigendom
C
Zowel partner A als partner B kunnen naar eigen inzicht de verdeling maken in het eigendom
D
Zowel A, B als C is juist

Slide 11 - Quiz

De organisatie of ondernemingsvormen kan worden gedreven door een natuurlijke (lees IB ondernemers) als rechtspersoon. Wat valt onder de IB onderneming?
A
Besloten Vennootschap (BV)
B
Cooperatie
C
Stichting
D
Commanditaire Vennootschap (CV)

Slide 12 - Quiz

Wat valt onder een zakelijk gebruiksrecht?
A
Recht van hypotheek
B
Recht van Pand
C
Recht van Appartement
D
Eigendom

Slide 13 - Quiz

Peter overlijdt met achterlating van zijn vrouw en 3 dochters. Het gezamenlijke vermogen is opgebouwd uit: € 200.000,- marktwaarde woonhuis; hypotheek van € 50.000,- en een gezamenlijke spaarrekening van € 30.000,- en € 20.000,- spaarrekening van Peter (ontvangen vanuit een schenking met uitsluitingsclausule). Kun je aangeven waar een ieder recht op heeft?
A
€ 27.500,-
B
€ 50.000,-
C
€ 22.500,-
D
€ 45.000,-

Slide 14 - Quiz

We hebben geleerd dat zakelijke gebruiksrechten (genotsrechten) geven het recht om gebruik te maken van een zaak en zijn afgeleid van het moederrecht. Bij welke zakelijke genotsrecht wordt gesproken over retributie (=vergoeding)?
A
Vruchtgebruik
B
Pandrecht
C
Erfpacht
D
Opstal

Slide 15 - Quiz

Bij het splitsen van een gebouw in een appartement is het oprichten van een VVE (vereniging van eigenaren) verplicht! Een van de taken van een VVE is een reservering te doen voor toekomstig onderhoud. De overheid heeft bepaald dat elke VVE een verplichte minimale reservering moet doen. Deze reservering vindt plaats in de MJOP. Het onderhoudsplan mag niet ouder zijn dan hoeveel jaar?
A
3 jaar
B
5 jaar
C
7 jaar
D
10 jaar

Slide 16 - Quiz

Bij welke zekerheidsrecht spreken we van een heersende en dienende erf?
A
Opstal
B
Erfpacht
C
Erfdienstbaarheid
D
Mandeligheid

Slide 17 - Quiz

Hypotheek valt onder het zakelijke zekerheidsrecht. Het recht van hypotheek kunnen splitsen in een aantal hypotheekvormen. Stel dat Jan het recht van hypotheek geeft aan bank X. Hierin is afgesproken mocht Jan de volledige hypotheek aflost dat het hypotheekrecht blijft bestaan en dat Jan de opgenomen bedragen weer kan opnemen tot het afgesproken limiet. Welke hypotheekvorm is hier sprake van?
A
Krediethypotheek
B
Bankhypotheek
C
Vaste hypotheek
D
Hybride hypotheek

Slide 18 - Quiz

De ouders willen Jan (38 jaar) de maximale schenking doen om zijn onderliggende hypotheek voor zijn eigen woning deels te kunnen gaan aflossen. De hypotheek van Jan bedraagt € 200.000,-. Zijn ouders willen een totale schenking doen van € 100.800,-. Jan heeft in het verleden niet eerder een grote schenking ontvangen. De schenkingen vindt als volgt plaats: 1ste jaar € 30.000,-, 2de jaar € 40.000,- en 3de jaar € 30.800,-. Hoeveel bedraagt de totale vrijstelling?
A
€ 100.800,-
B
€ 30.000,-
C
€ 70.000,-
D
€ 40.000,-

Slide 19 - Quiz

Ouders van Jan (38 jaar) hebben toch besloten om de schenking van € 100.800,- eenmalig te schenken, De oma van Jan wil het restant bedrag schenken van de openstaande hypotheekschuld van Jan, namelijk € 99.200,- (€ 200.000,- -/- € 100.800,-). Over welk bedrag dient Jan schenkingsbelasting te betalen?
A
€ 99.200,-
B
Over het gehele bedrag
C
€ 100.000,-
D
Nihil

Slide 20 - Quiz