quiz

• Taal
• Basisschool
• Groep 4

Wat is het werkwoord in de zin:
Piet loopt naar school

1. piet
2. school
3. loopt
4. naar

wat is het zelfstandignaamwoord in de zin:
De hond loopt op straat

1. hond
2. straat
3. loopt
4. hond en straat

Wat is het werkwoord in de zin:
Sinterklaas rijdt over de daken.

1. Sinterklaas
2. over
3. rijdt
4. daken

Dit is een:

Dit is een:

A

1. klinker
2. medeklinker

D

1. Klinker
2. medeklinker

Wat is GEEN zelfstandignaamwoord?

1. lopen
2. schoen
3. hond
4. voet

schrijf alle bijvoeglijknaamwoorden op:

De lieve moeder koopt lekkere snoepjes voor haar kleine zoon. 

Wat betekent fraai?

1. gek
2. lelijk
3. lief
4. mooi

Wat is GEEN specerij?

1. Kaneel
2. Kerrie
3. Nootmuskaat
4. Deeg

Een tekst waarop de ingrediënten en de bereidingswijze staan?

1. het recept
2. de bereidingswijze

Rijzen is:

1. op vakantie gaan
2. omhoog komen van deeg
3. met de trein gaan

Maak de samenstellingen en schrijf op 

afwisselend is:

1. iets is altijd hetzelfde
2. iets is steeds anders

welk bijvoeglijknaamwoord staat goed

1. De auto mooie
2. de mooie auto
3. Mooie de auto

En de winnaar is..........