1B2 ~ WWvormen en wwtijden 15-11-2021

H6 Spelling Werkwoorden
Werkwoordsvormen
en werkwoordstijden 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H6 Spelling Werkwoorden
Werkwoordsvormen
en werkwoordstijden 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

H3 Spelling WW: verleden tijd sterke werkwoorden
Jullie zinnen bij H3 opdracht 3

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

H6 Spelling WW: vormen en tijden
Leerdoel: 
"Aan het einde van de les kan ik verschillende werkwoordstijden herkennen en benoemen."

Slide 6 - Slide

Spelling: werkwoordsvormen en - tijden

Maak eerst de startopdracht van H6 Spelling ww'n 

1. Schrijf vijf zinnen met het werkwoord zingen; 
2. Schrijf elke zin in een andere vorm;  
2. Benoem de vorm bij elke zin.    

Slide 7 - Slide

Spelling: werkwoordsvormen en - tijden
Werkwoordsvormen en werkwoordstijden


ww-vormen
ww-tijden
- infinitief
- pvtt 
- pvvt
- vd
- od (bn)

- onvoltooid tegenwoordige tijd
- onvoltooid verleden tijd
- voltooid tegenwoordige tijd
- voltooid verleden tijd

Slide 8 - Slide

Spelling: werkwoordsvormen en - tijden
werkwoordstijden


Onvoltooid tt & vt 
Voltooid tt & vt 

- Ik werk/ jij werkt

- Ik werkte/ jij werkte 

- Ik heb gewerkt

- Ik had gewerkt 

Slide 9 - Slide

Spelling: werkwoordsvormen en - tijden
Voltooid tegenwoordige tijd: 

Het werkwoord beschrijft een enkele gebeurtenis.
Het beschrijft iets dat recent is gebeurd.
Het beschrijft een feit of een voorval dat is afgerond. 

Slide 10 - Slide

Spelling: werkwoordsvormen en - tijden
Voltooid verleden tijd: 

WW beschrijft een gebeurtenis die plaats vond in het verleden.
Het gaat om een feit of voorval dat in een verder verleden is afgerond. 

Slide 11 - Slide

Spelling: werkwoordsvormen en - tijden
Bijvoorbeeld

Hij bouwt een huis… en…
Hij bouwde een huis… en…
Hij heeft een huis gebouwd… en…
Hij had een huis gebouwd… en…

Slide 12 - Slide

Spelling: werkwoordsvormen en - tijden
1. pak je planagenda; 

2. Schrijf op: 


3. Lever het huiswerk vóór de volgende les op Classroom


     

Slide 13 - Slide

Spelling: werkwoordsvormen en - tijden

Welke werkwoordstijden zijn er
en hoe herken je ze?

Slide 14 - Slide

Hoe goed kun je nu verschillende werkwoordstijden herkennen en in zinnen gebruiken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll