Werkwoordspelling H4, 5 en 6

Welkom bij Nederlands
Brugklas havo/vwo
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
Brugklas havo/vwo

Slide 1 - Slide

Programma
- Leerdoelen
- Uitleg voltooide en onvoltooide deelwoorden, voltooide en onvoltooide deelwoorden als bn, verschillende werkwoordsvormen en -tijden.
- Samen oefenen
- Verder oefenen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Ik kan voltooide en onvoltooide deelwoorden correct spellen.
- Ik kan voltooide en onvoltooide deelwoorden als bn correct spellen.
- Ik kan verschillende werkwoordsvormen en -tijden herkennen en benoemen. 

Slide 3 - Slide

Terugkijken vorige les
1. Meervoud van kiwi - ____
2. ik koop vaak appels peren en druiven maar geen bananen
3.  Het ___ raam (groot)
4. de docent zei doe je mobiel weg jarno
5. De ___ broek (leer)
6. Meervoud van bureau - ____
7. Het ___ bootje (polyester)
 

Slide 4 - Slide

Terugkijken vorige les
1. Meervoud van kiwi - kiwi's 
2. Ik koop vaak appels, peren en druiven, maar geen bananen.
3. Het grote raam (groot)
4.De docent zei: 'Doe je mobiel weg, Jarno.'
5. De leren broek (leer)
6. Meervoud van bureau - bureaus
7. Het polyester bootje (polyester)


Slide 5 - Slide

VD en OD H4
Voltooid deelwoord: geeft aan dat een handeling is afgerond/voltooid.
- Een vd onderdeel is van het gezegde
- Een vd heeft in dat geval een hulpwerkwoord bij zich

Harry heeft over de schoen van een mevrouw geplast.
Zij is daarvan erg geschrokken.

Slide 6 - Slide

VD en OD H4
Onvoltooid deelwoord: geeft aan dat de handeling nog aan de gang is.

Bevend stapte Geert op de mevrouw af.
Zij lachte het voorval hoofdschuddend weg. 

Slide 7 - Slide

VD en OD H4
Voltooid deelwoord: schrijfwijze

🡪 Een vd van een sterk werkwoord eindigt vaak op –en
Gegeten, gezwommen, beschreven, vertrokken

🡪 Een vd van een zwak werkwoord eindigt vaak op –d of –t
Gewhatsappt, gepraat, beloofd, vernield, ontsnapt, gedeeld

Slide 8 - Slide

VD en OD H4
Voltooid deelwoord: schrijfwijze

🡪 Schrijf je het met een –d of –t? Gebruik ‘t exkofschip!

🡪 Onofficiële tip: maak het woord langer +e –> hoor je een -d of -t?


Slide 9 - Slide

VD en OD H4
Onvoltooid deelwoord: schrijfwijze

🡪 Een od schrijf je als infinitief +d
Juichend, slapend, gapend, fietsend, whatsappend, bellend


Slide 10 - Slide

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
___ (surfen) op de golven komen de dolfijnen dichterbij.
A
gesurft
B
surfent
C
gesurfd
D
surfend

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
Heeft Jos eigenlijk wel zijn tanden ___ (poetsen)?
A
gepoetst
B
poetsent
C
gepoetsd
D
poetsend

Slide 12 - Quiz

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
De laatste paar maanden is er veel ___ (gebeuren) in de wereld.
A
gebeurt
B
gebeurent
C
gebeurd
D
gebeurend

Slide 13 - Quiz

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
Al ___ (gamen) heb ik mij geen moment ___ (vervelen).
A
gegamet, verveelt
B
gament, vervelent
C
gegamed, verveeld
D
gamend, verveeld

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste vorm in: kies vd of od.
De minister heeft ___ (stotteren) veel ___ (beloven).
A
gestottert, belooft
B
stotterent, belovent
C
stotterend, beloofd
D
stotterend, belooft

Slide 15 - Quiz

VD/OD als bn H5
Voltooide en onvoltooide deelwoorden kun je gebruiken als bijvoeglijk naamwoord.
Soms is het nodig om een –e achter het woord te plaatsen en een klinker weglaten.

De weg is verbreed. De verbrede weg...

Slide 16 - Slide

VD/OD als bn H5
Voorbeelden:
- Het vliegtuig is geland. Het gelande vliegtuig…
- Groetend liep de docent langs. De groetende docent liep langs
- Lachend fietste zij naar huis. Het lachende meisje fietste naar huis.
Je schrijft een vd of od zo kort mogelijk, mits de uitspraak het toelaat.


Slide 17 - Slide

VD/OD als bn H5
Soms moet je voor de uitspraak –tt of –dd schrijven.
- Bezet      De bezette bank
- Gered     Het geredde dier
- Verrot     Het verrotte fruit

Vd op –en veranderen niet als bn 🡪 verloren – de verloren etui.



Slide 18 - Slide

VD/OD als bn H5
Let op:

Hij besteedde het geld. Het bestede geld.
De storm verwoestte het huis. Het verwoeste huis.
                      pv-vt                                           vd als bn

Slide 19 - Slide

VD/OD als bn H5
Vul de correcte vorm in. Kies uit vd, od, vd bn, od bn.

1. Het ___ (stelen) schilderij is gisteren ___ (vinden).
2. ___ (lachen) zijn de kinderen meerdere keren voorbij ___ (fietsen).
3. De auto kwam met ___ (piepen) remmen tot stilstand.
4. Vroeger heeft hij ___ (wandelen) takken ___ (fokken).
5. De ___ (verpotten) plant is weer helemaal ___ (opleven).

Slide 20 - Slide

VD/OD als bn H5
1. Het gestolen (vd bn) schilderij is gisteren gevonden (vd).
2. Lachend (od) zijn de kinderen meerdere keren voorbij gefietst (vd).
3. De auto kwam met piepende (od bn) remmen tot stilstand.
4. Vroeger heeft hij wandelende (od bn) takken gefokt (vd).
5. De verpotte (vd bn) plant is weer helemaal opgeleefd (vd).  

Slide 21 - Slide

Wwvormen en - tijden H6
Een werkwoord heeft verschillende werkwoordsvormen:
Infinitief                               Brullen
Persoonsvorm tt              Ik brul, hij brult, wij brullen
Persoonsvorm vt             Jij brulde, jullie brulden
Voltooid deelwoord        Zij heeft gebruld
Onvoltooid deelwoord  Brullend

Slide 22 - Slide

Wwvormen en -tijden H6
Een werkwoord heeft verschillende werkwoordstijden.

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)   Harry kauwt op zijn botje.
Onvoltooid verleden tijd (ovt)                Harry kauwde op zijn botje.
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)        Harry heeft op zijn botje                                                                                     gekauwd.
Voltooid verleden tijd (vvt)          Harry had op zijn botje gekauwd.

Slide 23 - Slide

Wwvormen en -tijden H6
Benoem van elk werkwoord de vorm en tijd.

Op het schoolplein worden we opgewacht door Jonas en Liz . Ze zitten bij ons in de klas en zijn eigenlijk vrij ongevaarlijk. Maar vandaag hebben ze een boosaardige grijs op hun gezicht. ‘Zo Kotsbos, wilde jij ons vandaag even de herkomst van je naam demonstreren?’ ‘Moet ik dat snappen?’ heb ik zo cool mogelijk gevraagd, hoewel ik heus wel begreep wat ze bedoelen.

Slide 24 - Slide

Wwvormen en -tijden H6
Op het schoolplein worden we opgewacht door Jonas en Liz (vtt). Ze zitten bij ons in de klas en zijn eigenlijk vrij ongevaarlijk (ott). Maar vandaag hebben ze een boosaardige grijs op hun gezicht (ott). ‘Zo Kotsbos, wilde jij ons vandaag even de herkomst van je naam demonstreren (ovt – inf)?’ ‘Moet ik dat snappen (ott)?’ heb ik zo cool mogelijk gevraagd (vtt), hoewel ik heus wel begreep (ovt) wat ze bedoelen (ott). 

Slide 25 - Slide

Oefenen
Juist of onjuist? Leg uit. 
1. schrobben - geschrobt 
2. De herkozen premier.
3. De vergrootte letters zag je goed.
4. Het geredde dier
5. Mijn moeder had de computer gerepareerd = vtt
6. Besteedde = voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 26 - Slide

Oefenen
Antwoorden
1. schrobben - geschrobt         - geschrobde -> d
2. de herkozen premier             - vd als bn
3. De vergrootte letters             - vergrote - zo kort mogelijk(vd bn)
4. Het geredde dier                     - vd bn, dubbele d voor uitspraak
5. had gerepareerd                     - had -> vvt
6. Besteedde                                  - pv vt, bestede = vd bn

Slide 27 - Slide

Verder oefenen
Pas de theorie toe en maak de volgende opdrachten:
- H4 spelling: opdr. 1 (1t/m12), 2, 3, 4 en 5 (p. 126-127)
- H5 spelling: opdr. 2, 3, 4, 5 en 6(1t/m3) (p. 156-157)
- H6 spelling: opdr. 1 of 2, 3, 4 en 5 (p. 186-187)

Lastig? Maak ook de overige opdrachten + oefen bij De Brug.


Slide 28 - Slide

Check lesdoelen


https://create.kahoot.it/share/werkwoordspelling-brugklas-h-v/3156d31e-6cc0-4e5f-b40c-b9dd7695f73a

Slide 29 - Slide